Het formatieproces is een nieuwe fase ingegaan. Na Edith Schippers mag nu Minister van Staat Herman Tjeenk Willink gaan proberen ons land een nieuwe regering te bezorgen. Maar zelfs met de zeer ervaren Tjeenk Willink aan het hoofd van de formatietafel zal dit geen sinecure zijn. Met name het thema immigratie lijkt de onderhandelende partijen hoofdpijn te bezorgen. Niet zo vreemd, als je bedenkt dat politiek en samenleving steeds meer gepolariseerd zijn rondom dit onderwerp. Denk alleen al aan de Nederlandse verkiezingscampagne en bijvoorbeeld Ruttes “pleur op”. Of aan de Franse en Oostenrijkse presidentsverkiezingen, waar de strijd in de tweede ronde ging tussen politici die sterk pro-immigratie zijn (respectievelijk Macron en Van der Bellen) en mensen die op dat vlak een tegenovergesteld standpunt innemen (respectievelijk Le Pen en Hofer).
Er wordt dan ook veel onderzoek gedaan naar de vraag wat kiezers die van mening zijn dat de grenzen gesloten moeten worden onderscheidt van mensen die juist vinden dat we ons gastvrij dienen op te stellen tegenover immigranten. In een vorige maand gepubliceerd artikel in één van de meest toonaangevende politicologische tijdschriften wordt een wel heel opmerkelijk antwoord gegeven op die vraag.
Waar komen anti-immigratieopvattingen vandaan?
Studies naar opvattingen over immigratie hebben zich in het verleden voornamelijk gericht op twee verklaringen. Volgens de eerste verklaring verzetten mensen zich tegen immigratie als ze zich zorgen maken over het behoud van hun identiteit, hun normen en waarden, en hun culturele tradities. Dit zijn, zo blijkt uit deze studies, vaak mensen met een lagere opleiding. De culturele verklaring voor anti-immigratieopvattingen wordt vaak vergezeld door een tweede, economische, verklaring. Hier staan zorgen over de eigen economische situatie centraal. Mensen die weinig inkomen of weinig baanzekerheid hebben zijn volgens deze verklaring eerder geneigd zich negatief op te stellen tegenover immigranten.
Lene Aarøe, Michael Bang Petersen en Kevin Arceneaux, de auteurs van het eerder genoemde artikel, zoeken het in een heel andere hoek. Zij stellen dat de mate waarin mensen zich negatief opstellen tegenover immigranten voor een belangrijk deel is te herleiden tot hun zogenaamde ‘gedragsimmuunsysteem’.
Walging en het gedragsimmuunsysteem
We weten allemaal wat ons ‘gewone’ immuunsysteem is: een verdedigingssysteem dat ons lichaam beschermt tegen indringers van buitenaf. Het gedragsimmuunsysteem doet iets soortgelijks: het bestaat uit psychologische mechanismen die constant op zoek zijn naar mogelijke bedreigingen voor de gezondheid. Dit gaat buiten ons bewustzijn om. Het gedragsimmuunsysteem zorgt ervoor dat mensen uit de buurt blijven van mogelijk geïnfecteerde objecten en personen door gevoelens van walging op te roepen zodra er iets wordt gedetecteerd dat mogelijk pathogenen (ziekteverwekkers) bij zich draagt. Denk aan bijvoorbeeld beschimmeld voedsel of zieke mensen. De gevoeligheid van het gedragsimmuunsysteem verschilt van persoon tot persoon: sommigen ervaren eerder gevoelens van afkeer dan anderen.
In een ver verleden vormden mensen die afkomstig waren uit andere groepen een mogelijke bedreiging. In de loop van eeuwen zou het gedragsimmuunsysteem daarom weleens een bepaalde gevoeligheid ontwikkeld kunnen hebben voor mensen die er anders uitzien of zich anders gedragen. De consequentie hiervan zou dan zijn dat mensen met een gevoelig gedragsimmuunsysteem – mensen dus die eerder gevoelens van afkeer ervaren – zich negatiever opstellen tegenover buitenstaanders zoals immigranten, of mensen met een andere etniciteit of religie.
Het gedragsimmuunsysteem en opvattingen over immigratie
Dit is precies wat de politicologen Aarøe, Petersen en Arceneaux onderzoeken. Op basis van verschillende studies, uitgevoerd in verschillende landen, komen ze tot de conclusie dat dit inderdaad zo is: mensen met een gevoelig gedragsimmuunsysteem zijn negatiever over immigranten. Zo laten ze zien dat afschuw – op verschillende manieren gemeten (zowel door middel van vragenlijsten als door het meten van fysieke reacties zoals zweetproductie) – een sterk negatief effect heeft op opvattingen over immigranten, zelfs als gecontroleerd wordt geslacht, leeftijd, opleiding, inkomen, ideologie en etniciteit.
Daarnaast laten de onderzoekers zien dat de mate waarin walgingsgevoeligheid van invloed is op anti-immigratieopvattingen beïnvloed wordt door de omgeving. Het effect van walgingsgevoeligheid op immigratieopvattingen is bijvoorbeeld zwakker bij mensen die een tekst hebben gelezen waarin beschreven wordt hoe iemand grondig zijn handen wast – en dus geprimed zijn om zich schoon te voelen – dan bij mensen die een stuk hebben gelezen over hoe braaksel wordt opgeruimd. Dit suggereert dat bij mensen bij wie geen associaties worden opgeroepen met viezigheid (en mogelijk ziekteverwekkers) het negatieve effect van het gedragsimmuunsysteem minder sterk is.
Gezien deze resultaten is het volgens de onderzoekers ook niet zo vreemd dat racisten en andere xenofoben leden van de groep waar ze zich tegen keren vaak vergelijken met bijvoorbeeld kakkerlakken of ziektes. En de resultaten verklaren ook waarom immigranten vaak als ‘vies’ worden neergezet. Dergelijke analogieën kunnen overtuigend werken voor mensen die een gevoelig gedragsimmuunsysteem hebben en negatief zijn over immigranten.
Wat nu?
Hoewel de auteurs van het artikel naar mijn mening overtuigend hebben aangetoond dat er een relatie bestaat tussen walgingsgevoeligheid en negatieve opvattingen over immigratie, ben ik er nog niet van overtuigd dat deze relatie ook daadwerkelijk het gevolg is van eeuwen evolutie van het gedragsimmuunsysteem. Zoals de onderzoekers zelf al aangeven proberen anti-immigratiepolitici en andere xenofoben niet zelden associaties tussen buitenstaanders en viezigheid op te roepen. Het zou best weleens kunnen dat dit verklaart waarom mensen die walgingsgevoelig zijn dus ook eerder negatief staan tegenover immigratie. De link tussen immigranten en viezigheid is dan niet het gevolg van eeuwen evolutie, maar van de behoorlijk wijdverspreide anti-immigratieretoriek.
Dus voordat ik Tjeenk Willink zou adviseren om tijdens de formatiebesprekingen over immigratie handenwassen en hygiëne centraal te stellen, wil ik eerst nog wel wat meer onderzoeksresultaten zien.
HPax zegt
‘Walgen’ is een woord (‘signifiant’) voor een bepaalde, betekenisvolle emotie (‘signifié’). Axiomatisch / ontologisch / epistemologisch / wetenschappelijk geldt: geen (vertoon van een) emotie zonder er daaraan ten grondslag liggende regel die geprikkeld is. Of geschonden.
Nu ‘Anti-immigratie opvattingen’ in NL zelfs maar zijdeling vanuit het begrip ‘walging’ te willen bestuderen, is onwetenschappelijk, en/of naïf en/of schandalig. Iets dergelijks.
Jantje zegt
Als de criminaliteit torenhoog oploopt zoals in Zweden en Duitsland, na het binnenlaten van bepaalde groepen “vluchtelingen” en als dit niet in de landelijke pers wordt vermeld, dan ga je wel walgen.
Als blijkt dat zielige foto’s van vluchtelingenkinderen regelmatig nep zijn, als blijkt dat 98,5% van deze bepaalde groep “vluchtelingen” man is, als blijkt dat vele van deze vluchtelingen oorlogsmisdadigers zijn, als blijkt dat ze praktisch vanaf de Libische kust worden opgepikt, als, zoals nu in Zweden deze “vluchtelingen” hulp krijgen en de vrouwen die ze hebben verkracht niet meer, dan ga je walgen.
Als de sociale “wetenschap” zich in allerlei bochten wringt om dit tegen te spreken, dan ga je ook walgen.
Verder zijn ze erger dan “kakkerlakken en ziektes”, want ze hebben hersens.