Straks zal de Staatscommissie Parlementaire Stelsel adviseren om bindend referendum in te voeren. Maar is dat wel zo’n goed idee? Het Oekraïne-referendum en de opvolging ervan verdienen niet bepaald de schoonheidsprijs. Maar vlak voor de afschaffing van de wet raadgevend referendum vond er nog een tweede referendum plaats: het Wiv-referendum. En dat referendum werd veel positiever onthaald.
Deze week verschijnt het Nationaal Referendumonderzoek 2018 over het Wiv-referendum. Deze hele week publiceren we elke dag een blog over een hoofdstuk uit dat rapport. De auteurs zijn politicologen en bestuurskundigen die namens de Stichting Kiezersonderzoek Nederland onderzochten hoe de kiezer zich gedroeg bij het Wiv-referendum. Soms bevestigen deze studies de algemeen heersende opinie, maar even zo vaak nuanceren of weerleggen ze die zelfs.
Vandaag beginnen we met een algemeen en beschrijvend blog op basis van de twee eerste hoofdstukken uit het rapport (beiden van mijn hand).
Achtergrond: het Nationaal Referendumonderzoek 2018
Allereerst nog even over het referendum zelf. Bij het Wiv-referendum werd burgers gevraagd of ze voor of tegen de nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (“Wiv”) waren. De opkomst was beduidend hoger dan bij het Oekraïne-referendum (51,54% versus 32,28% van de kiesgerechtigden) en de opkomstdrempel van 30% werd duidelijk overschreden. De uitslag liet een nipte meerderheid zien voor het tegen-kamp: 49,44%% stemde tegen, 46,53% voor. Daarnaast stemde ook maar liefst 4,03% blanco (versus 0,79% bij het Oekraïne-referendum).
We ondervroegen een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking driemaal: tweemaal tijdens de campagne (februari en maart) en eenmaal kort na het referendum (eind maart, begin april) naar allerlei aan het referendum gerelateerde zaken, zoals of en wat ze hadden gestemd en waarom ze dat stemden. We gebruiken in het rapport deze derde meting (respons van 79%; 2255 deelnemende respondenten).
Het gaat om een steekproef en niet om de hele Nederlandse populatie. De percentages die hier worden genoemd, moeten dus worden geïnterpreteerd met een betrouwbaarheidsmarge (doorgaans van +/-2%). Lees de cijfers dus niet als exacte percentages. We hebben de meeste analyses gewogen naar de uitkomst om eventuele vertekeningen te corrigeren.[1] Het volledige rapport vind je hier. Data zijn vrij toegankelijk.
Wie stemde wat…
Een eerste belangrijke vraag is natuurlijk: wie stemde wat? Waren er verschillen in opkomst en stemkeuze tussen mannen en vrouwen; jongeren en ouderen; lageropgeleiden en hogeropgeleiden? Op basis van de exit-poll van ipsos, was de verwachting dat vrouwen en jongeren minder, maar vaker tegen stemden en dat hogeropgeleiden vaker gingen stemmen en dat ze ook anders stemden.
Uit het Nationaal Referendumonderzoek blijkt dat dit deels klopt: vrouwen stemden inderdaad (iets) minder en vaker tegen. Het leeftijdseffect is echter veel kleiner dan verwacht: het lijkt er op dat 18-24-jarigen even vaak gingen stemmen als 45 tot 55-jarigen. Enkel de 65+ groep wijkt af: zij ging beduidend vaker stemmen en was ook de enige groep die in meerderheid voor stemde.
Tabel 1. Stemgedrag naar geslacht
Tabel 2. Stemgedrag naar leeftijd
Qua opleidingsniveau is het verschil in opkomst tussen de laagst- en de hoogst-opgeleiden zeer groot… maar beiden stemden in duidelijke meerderheid tegen de Wiv. Verder is het ook belangrijk om erop te wijzen dat de opkomst bij de overige opleidingsgroepen veel minder ver uit elkaar ligt en dat de laagst- en hoogstopgeleiden een vrij kleine groep zijn.
In totaal maakten de HBO en universitair opgeleiden 33,8% van de opgedaagde stemmers uit (versus 28,6% in Nederland). Een oververtegenwoordiging dat klopt, maar beduidend minder erg dan de 70 tot 80% hogeropgeleiden die je meestal bij een burgertop ziet verschijnen.
Tabel 3. Stemgedrag naar opleiding
… en waarom?
Waarom stemden deze kiezers naar eigen zeggen wat ze stemden? We vroegen de respondenten om via een open vraag toe te lichten waarom ze gestemd hadden wat ze stemden. Bij open vragen krijg je meestal een hele brede waaier aan verschillende antwoorden, maar voor de voorstanders van de wet was het duidelijk: maar liefst 58% van de voor-stemmers stemde voor omdat men veiligheid belangrijker vond dan privacy.
Tabel 4. Belangrijkste redenen om voor te stemmen
Bij de tegenstemmers was er meer diversiteit in antwoorden, maar ook hier gaf een grote groep kiezers hetzelfde antwoord: dat de privacy teveel geschaad wordt door de wet. Andere vaak voorkomende antwoorden waren dat men de wet in zijn huidige vorm niet goed vond en, hoewel dit niet prominent in de campagne naar voren kwam, dat men niet wilde dat buitenlandse mogendheden in het bezit zouden komen van de verzamelde gegevens.
Tabel 5. Belangrijkste redenen om tegen te stemmen
“Goed dat er hier een referendum over was”
Al bij al gaat het hier dus om inhoudelijke redenen waarbij twee waarden, veiligheid en privacy werden afgewogen. Het Wiv-referendum was daarmee een veel gemakkelijker referendum dan het Oekraïne-referendum. Bovendien ging het Wiv-referendum over een thema dat iedereen persoonlijk aanging. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een meerderheid van de respondenten aangaf dat het goed was dat er over dit onderwerp een referendum gehouden werd: 54,1% (versus slechts 22,8% die dat niet goed vond). Zelfs bijna 1 op 5 tegenstanders van het referendum (in het algemeen) steunden dit specifieke referendum.
Conclusie: eindigen in stijl?
Ondertussen is de Wet Raadgevend Referendum afgeschaft, veelal op basis van argumenten die inderdaad grotendeels opgingen voor het Oekraïne-referendum. Alleen… het Wiv-referendum toont aan dat de meeste van die argumenten niet per definitie opgaan. Eigenlijk hangt het vooral van het onderwerp af of een referendum kan slagen.
Dat geldt overigens ook voor veel andere burgerparticipatie-instrumenten, waarbij er teveel in algemene termen over burgerparticipatie wordt gepraat (‘we moeten een referendum/right2challenge/G1000 etc houden!) en te weinig over de specifieke onderwerpen waarover die instrumenten zouden moeten gaan.
Om terug te keren naar dat waar we mee begonnen -het bindend referendum- ik kan me persoonlijk goed vinden in de redenering van de Staatscommissie. Alleen… ik geloof niet dat de huidige politieke partijen het advies gaan uitvoeren. Daarvoor is de procedure veel te zwaar en zijn de tegenstanders (met name CDA en VVD) te dominant. Het Wiv-referendum toont ook aan dat een bindend referendum niet nodig is. Voor dat onderwerp zou een bindend referendum ongeschikt geweest zijn. Veel kiezers wilden helemaal niet dat de hele wet van tafel werd geveegd, ze wilden aanpassingen aan de wet.
Het Wiv-referendum toont ook aan dat het zinvol is om te blijven denken over wanneer welk type referendum geschikt is. En daarbij kan er bijvoorbeeld ook gedacht worden aan referenda met meerdere opties (wet behouden zoals hij is, wet aanpassen, wet volledig van tafel). Maar daarover vrijdag meer…
[1] Zo is het een bekend punt dat surveys de opkomst overschatten. Dat was ook bij ons het geval. De uitkomst (voor; tegen; blanco) werd wel accuraat gemeten.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.