Op maandag 11 oktober verstuurde Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) een discussienota naar de Tweede Kamer over de toekomst van het briefstemmen. Bij de verkiezingen van 2021 was het vanwege de impact en beperkingen van de pandemie mogelijk gemaakt voor 70+’ers om te stemmen per post. In de nota van de minister komen verschillende voor- en vooral nadelen van het toestaan van briefstemmen naar voren.
Wat in het stuk echter ontbreekt, is duidelijkheid in hoeverre de stemmethode betrouwbaar wordt geacht door de Nederlandse bevolking. Dat het vertrouwen van burgers niet vanzelfsprekend is, weten we al uit eerdere onderzoeken. In eerdere jaren was de briefstem nog hypothetisch; in 2021 werd deze in de praktijk gebracht. Wat betekende dat voor de perceptie van eerlijkheid van verkiezingen?
Het Nationaal Kiezersonderzoek 2021 helpt hier duidelijkheid over te geven. We hanteren hier de ongewogen uitkomsten. Een volledig onderzoeksrapport naar aanleiding van het NKO2021 verschijnt volgende maand.
Eerlijke verkiezingen
Vooropgesteld: Nederlandse verkiezingen staan niet alleen onder experts maar ook onder kiezers bekend om hun eerlijkheid. En dat was ook in 2021 onder kiezers het geval. Ruim 85% van de Nederlanders die een stem uitbracht noemde de verkiezingen van 2021 eerlijk of zeer eerlijk. Ook van de niet-stemmers was een groot deel (70%) overtuigd van de eerlijkheid van het proces. De laagste percentages vinden we onder kiezers van het FvD (29%) en van de PVV (52%). In totaal noemt slechts 6% van alle kiezers de verkiezingen oneerlijk of zeer oneerlijk. Zij verwijzen daarbij naar het op voorhand uitsluiten van partijen bij de coalitieonderhandelingen, naar de kwaliteit van de campagne, en naar de fraudegevoeligheid rond de briefstem.
Met de volgende drie figuren kijken we achtereenvolgens naar de vermeende betrouwbaarheid van stemmen in het stembureau, stemmen per volmacht, en briefstemmen. De groene balken geven de Nederlanders aan die de stemmethode (zeer) betrouwbaar vinden; de rode balken de Nederlanders die de stemmethode (zeer) onbetrouwbaar vinden. Grijs zijn de mensen die er geen uitgesproken mening over hebben.
Stembureau het meest betrouwbaar
Stemmen in het stembureau wordt als de meest betrouwbare vorm beschouwd. Maar liefst 94% van de kiezers noemt de fysieke stem in het stembureau betrouwbaar. Ook kiezers van FvD (70%) en PVV (80%) kunnen zich daar goeddeels in vinden.
Minder vertrouwen in volmachtstem
Stemmen per volmacht wordt aanzienlijk minder betrouwbaar beschouwd (68%), ook door kiezers van FvD (46%) en PVV (55%).
Grote polarisatie rond briefstem
Wat het meest afsteekt is de betrouwbaarheid van de briefstem. Gemiddeld genomen noemt 62% van de Nederlandse kiezers de briefstem betrouwbaar. Dat is niet eens veel lager dan de gemiddelde betrouwbaarheid van de stem per volmacht. Maar de partijpolitieke polarisatie is enorm: van de FvD-stemmers noemt maar één op de negen kiezers de briefstem betrouwbaar; van de PVV-stemmers is dat één op de drie. Daarmee is de briefstem een potentiële ondermijning van de gepercipieerde legitimiteit van de verkiezingen onder een deel van de bevolking.
Wantrouwen onder toch al wantrouwende kiezers
Daar staat tegenover dat de briefstem bovengemiddeld betrouwbaar werd geacht door de beoogde doelgroep ervan. De briefstem wordt betrouwbaarder genoemd naarmate kiezers zich meer zorgen maken over corona, naar mate zij een zwakkere gezondheid hebben, en naar mate zij ouder zijn.
De briefstem kan dus een oplossing bieden voor de opkomst van een specifieke groep kiezers die vooral om gezondheidsredenen (en versterkt door sociaal isolement) geen alternatieve mogelijkheden hebben. Maar het is een stemmethode die wordt gewantrouwd door een groep kiezers die toch al weinig vertrouwen heeft in de politiek. Deze groep heeft wel vertrouwen in de traditionele stemmethoden. Dit lijkt een belangrijke argument in de afweging waar de Tweede Kamer voor staat.
Ron De Jong zegt
Een stuk waarvan ik de strekking van onderschrijf, maar waar ik wel een paar kanttekeningen bij wil plaatsen.
1)Het is te betreuren dat de vragen in achtereenvolgende onderzoeken steeds weer zo worden gewijzigd dat vergelijking sterk wordt bemoeilijkt. Zie de eerdere discussie hierover een jaar geleden: https://stukroodvlees.nl/eerlijke-verkiezingen-electorale-integriteit-en-de-nederlandse-poststem/. Ook nu zijn de vragen helaas weer wat anders geformuleerd.
2)Je kunt naar het vertrouwen in poststemmen op twee manieren kijken. Zoals de auteurs dat doen en die terecht wijzen op de gevaren van partijpolitieke polarisatie over stemmethoden, maar je kunt er ook op wijzen dat het vertrouwen in poststemmen (vermoedelijk) fors is gestegen sinds 2017 (hoewel hier wel een voorbehoud moet worden gemaakt wegens punt 1). En vermoedelijk nog meer zal stijgen naarmate het meer gebruikt wordt en niet om partijpolitieke redenen verdacht wordt gemaakt. Dat is in verleden namelijk ook gebeurd bij stemcomputers waarin het vertrouwen steeg naarmate ze langer en meer werden gebruikt.
3)Zoals gezegd: terecht wijzen de auteurs op het gevaar van partijpolitieke polarisatie rond stemmethoden als een bedreiging voor het vertrouwen in verkiezingen. Toch is dat niet een gevaar dat alleen aan het poststemmen kleeft. Het lage vertrouwen onder PVV en FvD stemmers heeft ongetwijfeld een verband met de Republikeinse wantrouwen jegens poststemmen tijdens de presidentsverkiezingen. Ik meen (uit mijn hoofd) dat Baudet ook enkele soortgelijke opmerkingen heeft gemaakt. Volgens mij is elke stemmethode kwetsbaar als politici bereid zijn die zonder concrete aanwijzingen verdacht te maken. Ook bij het stemmen in een stemlokaal zijn uit maart gevallen bekend die zich zeer goed zouden lenen voor verdachtmakingen. Dat is gelukkig niet gebeurd, maar als dat in de toekomst wel gebeurt durf ik wel te voorspellen dat het vertrouwen in die stemmethode onder de aanhangers van de politicus die de verdachtmakingen maakt uiterst snel daalt. Kortom: elke stemmethode is naar mijn idee kwetsbaar voor verdachtmakingen, omdat er altijd wel incidenten zijn waar kwaadwillenden wantrouwen bij de eigen achterban kunnen zaaien.
Tom van der Meer zegt
Terechte kanttekeningen. Een paar antwoorden.
1. We hebben in dit blokje van electorale integriteit een paar vragen die vast worden herhaald, en een paar vragen die variëren. Het Nationaal Kiezersonderzoek komt uit een periode waarin heel harde keuzes gemaakt moesten worden over de vragenlijst, vanwege beperkte financiering en dus ruimte in de vragenlijst. Bovendien maakt het ook uit of de vraag hypothetisch of reëel wordt gesteld, en of er gericht onderzoekers zijn die die vraag willen analyseren.
2. Dat vermoed ik ook.
3. Zeker is dat het geval. Maar opvallend is dat die polarisatie vooral rond de briefstem optreedt.
Ronald Heijman zegt
Waar het om gaat is de integriteit van de afzonderlijke stemmethodes. Dat moet door goed onderzoek worden onderbouwd en vastgesteld.
Twijfel die rijst na onderzoek is voldoende reden om een stemmethode niet toe te passen.
Maar niet iedereen zal het onderzoek vertrouwen, er blijven altijd mensen die überhaupt geen vertrouwen hebben. Dat zien we ook in dit onderzoek terug.
Dat is dan jammer, en laten we proberen deze mensen wel het vertrouwen terug te geven. Ook om ze weer te betrekken bij het eerlijke democratisch proces. Te beginnen via hun politiek leiders die aantoonbaar de zaak ondermijnen. Ondermijning van het democratisch proces moet strafbaar gesteld worden. Politici die de democratie ondermijnen moeten uit het democratisch proces worden gehaald. Ter verdediging van de kwetsbare democratie.
We kunnen ons daarbij niet laten afhouden veilig bevonden stemmethoden toe te passen.
Complot denken en fake nieuws( brengers en consumenten) kunnen geen uitgangspunt zijn van onderbouwd beleid t.a.v. stemmethoden.