In het NRC van 17 juli 2020 betoogt Herman Vuijsje dat de rol van racistische vooroordelen veel kleiner is dan vaak wordt aangenomen. De eenzijdige focus hierop zou afleiden van meer realistische beleidsopties. Vuijsje baseert zich hierbij op een aantal SCP-onderzoeken naar etnische ongelijkheden op de arbeidsmarkt. Ondanks zijn oproep voor een zorgvuldig gebruik van onderzoekresultaten, moeten meerdere kanttekeningen geplaatst worden bij zijn analyse.
Vooroordelen
Zoals Vuijsje, in eerste instantie, simpel maar treffend omschrijft is sprake van discriminatie als gelijke gevallen niet gelijk worden behandeld. Vanaf eind jaren 70 van de vorige eeuw is met veldexperimenten aangetoond dat fictieve werkzoekenden met gelijkwaardige cv’s en sollicitatiebrieven minder vaak door werkgevers worden uitgenodigd als zij niet een autochtoon-Nederlandse achtergrond maar een (niet-westerse) migratieachtergrond hebben.
Dit bewijs wordt door Vuijsje zeker niet ontkend, maar wel anders geduid. Vuijsje vermoedt dat “verondersteld tekortschieten in human capital” wel eens een belangrijkere verklaring is voor etnische discriminatie op de arbeidsmarkt dan etnische of raciale vooroordelen en racisme. Hierbij baseert hij zich onder andere op de resultaten van het SCP-onderzoek Op afkomst afgewezen (2015) waaruit blijkt dat fictieve Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden dezelfde kansen hebben als autochtoon-Nederlandse werkzoekenden mits zij twee jaar extra werkervaring hebben, meerdere afgeronde cursussen vermelden en hun motivatie uitgebreider toelichten (zie p. 48 & 49 van dit rapport).
Selectieve bewijsvoering
Het is echter zeer twijfelachtig of deze bevinding Vuijsjes stelling ondersteunt. Allereerst dringt de vraag zich op of dit – zeker voor starters op de arbeidsmarkt (leeftijd: 23 tot 25 jaar) – niet al een onevenredig groot verschil is. Ook vermeldt Vuijsje niet dat de achterstand van de tweede onderzochte groep in dit onderzoek, Hindoestaanse-Nederlandse werkzoekenden, niet afneemt met het verbeteren van hun sollicitatiematerialen (zie p. 51 van het SCP-rapport). Dit verschilt dus per herkomstgroep.
Maar zeker zo belangrijk, dit onderzoek kan geen bewijs leveren dat het “verondersteld tekortschieten in human capital” de voornaamste reden is waarom Marokkaans-Nederlandse werkzoekenden worden gediscrimineerd.[1] Dit komt omdat in dit geval de assumptie “in gelijke gevallen” niet meer opgaat – de assumptie die Vuijsje eerder nog zo duidelijk toelichtte. Door het toevoegen van extra informatie aan de sollicitatiematerialen van werkzoekenden met een migratieachtergrond zijn deze werkzoekenden qua menselijk kapitaal niet meer gelijk aan autochtoon-Nederlandse werkzoekenden.
De onbeantwoorde vraag is dus of autochtoon-Nederlandse werkzoekenden er niet ook op vooruit zouden zijn gegaan met het vermelden van extra werkervaring en afgeronde cursussen. Zo ja, dan zou immers nog steeds sprake zijn van etnische discriminatie. Als de mate van discriminatie, daarentegen, vermindert met het verbeteren van sollicitatiematerialen dan vormt dit mogelijk wel bewijs voor de interpretatie dat bijvoorbeeld ook economische motieven ertoe doen: relevante informatie over iemands productiviteit vermindert dan de economische zorgen die werkgevers zouden hebben ten aanzien van werkzoekenden met een migratieachtergrond.
Waar de schoen wringt
En dit laatste is nu net waar de schoen wringt. Recent veldexperimenteel onderzoek in binnen- en buitenland toont aan dat het toevoegen van extra werkervaring (zie overigens ook het door Vuijsje aangehaalde SCP-onderzoek uit 2010 Liever Mark dan Mohammed?), referentiebrieven of extra informatie over afgeronde cursussen, eerdere werkprestaties en motivatie er vaak voor zorgt dat fictieve sollicitanten van alle etnische herkomsten (dus, zowel autochtone sollicitanten als sollicitanten met een migratieachtergrond) meer werkgeverreacties ontvangen maar ook kansenongelijkheden tussen etnische groepen niet doet afnemen. a b c d e
Dus ongeacht of er extra informatie over iemands (potentiële) arbeidsproductiviteit wordt gegeven: ongelijke behandeling op basis van etniciteit blijft bestaan en etnische kansenongelijkheden blijven van vergelijkbare grootte.
Toegeschreven groepskenmerken boven individuele kwalificaties
Maar waarom blijven werkgevers (over het geheel genomen) zoveel meer waarde toekennen aan een toegeschreven, ongekozen groepskenmerk als etniciteit in plaats van iemands individuele kwalificaties, werkprestaties en motivatie – kenmerken die vanuit een economisch oogpunt veel relevanter zouden moeten zijn om iemands (potentiële) productiviteit te beoordelen? Waarom moeten mensen met een migratieachtergrond zich zoveel harder bewijzen? Ligt de focus van Vuijsje (en anderen) niet juist te eenzijdig op werkzoekenden met een migratieachtergrond in plaats van werkgevers en hun bewuste of onbewuste handelen?
Etnische discriminatie op de arbeidsmarkt blijft hoog
In zijn stuk trekt Vuijsje tevens de claim in twijfel dat het racismegehalte van de Nederlandse samenleving hoog is. Wetenschappelijk gezien is het inderdaad lastig om hierover een oordeel te vellen. Twee observaties hierbij.
Eén, ondanks een sterk gestegen opleidingsniveau onder inwoners van Nederland met een (niet-westerse) migratieachtergrond in de afgelopen decennia (zie ook diverse SCP-publicaties op dit terrein en hst 5 in het recent uitgebrachte boek van Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom bij het CBS), lijkt deze ontwikkeling niet gepaard te gaan met een afname van etnische discriminatie op de arbeidsmarkt. Ter illustratie, uit een grootschalige studie van Bovenkerk en collega’s uit 1995 bleek dat fictieve werkzoekenden met niet-westerse migratieachtergronden 30 procent minder reacties van werkgevers ontvingen dan autochtoon-Nederlandse werkzoekenden; uit een grootschalig onderzoek van Bram Lancee (UVA), Marcel Coenders (UU/SCP) en mij uit 2019 blijkt dit percentage zeker niet te zijn afgenomen – het gevonden relatieve kansenverschil bedraagt hier zelfs 40 procent. Systematischere onderzoeken naar trends in discriminatie over de tijd in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk wijzen op vergelijkbare patronen: discriminatie van zichtbare minderheden is niet afgenomen in de afgelopen decennia.
Twee, uit recent landenvergelijkend onderzoek komt naar voren dat arbeidsmarktdiscriminatie in Nederland niet minder vaak voorkomt dan elders. Meta-analyses van veldexperimentele studies naar etnische discriminatie op de arbeidsmarkt laten zien dat er in Nederland zeker niet meer kansengelijkheid bestaat dan in de Verenigde Staten – het land dat zo geplaagd wordt door hardnekkige raciale ongelijkheden en segregatie. f g Uit een pas gepubliceerd landenvergelijkend veldexperiment blijkt verder dat fictieve sollicitanten met een niet-westerse migratieachtergrond in Nederland meer gediscrimineerd worden dan in landen als Spanje en Duitsland. h i Hoewel etnische discriminatie in alle landen voorkomt, verschilt de mate waarin systematisch tussen landen. Hier ligt dus speelruimte voor nationaal beleid.
Op de politieke agenda
Kortom, wetenschappelijk onderzoek wijst overtuigend uit dat sprake is van etnische discriminatie op de Nederlandse arbeidsmarkt – op zichzelf al voldoende reden om als samenleving actie te ondernemen. Ook zijn er sterke signalen dat etnische discriminatie op de arbeidsmarkt nauwelijks is afgenomen in de afgelopen decennia en in Nederland zelfs hoger is dan elders. Velen zijn het erover eens dat discriminatie immoreel is en zorgt voor verspilling van menselijk talent. En velen zien ook dat deze achterstanden op talrijke andere maatschappelijke terreinen gevonden worden (o.a. in het onderwijs, op het werk, in de (semi)publieke ruimte, in contact met uitvoeringsinstanties). j k
Is het dan niet terecht dat veel Nederlanders met een migratieachtergrond het probleem van discriminatie en institutioneel racisme nu echt op de politieke agenda proberen te krijgen? [2]
[1] NB, het “verondersteld tekortschieten” door werkgevers zou op zichzelf ook kunnen wijzen op (gerationaliseerde) vooringenomenheid en racistische motieven.
[2] Dit komt ook duidelijk naar voren in focusgroepen die het SCP (2019) heeft gehouden met Nederlanders met een tweede generatie migratieachtergrond (blz. 60-61)
Afbeelding: Bron (cc2.0)
Ik vraag me bij deze hele literatuur wel af: wat is de invloed van publication bias? Ik zie in meta-analyses van correspondence onderzoek dat er veel meer studies worden gepubliceerd die substantiele discriminatie laten zien, dan je zou mogen verwachten gezien de statistische precisie van de schattingen (overigens verbaasd het mij dat die publication bias checks vaak in de appendix zijn gestopt, lijkt mij vrij cruciaal maar goed). In deze meta-analyse over etnische discriminatie op de verhuurmarkt hebben ze er wat moeite in gestopt, daar is het effect van publication bias toch wel behoorlijk groot (https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/1369183X.2018.1489223). Kortom: hoe groot is het effect als we hiervoor corrigeren?
Beste Jesse,
Goede vraag over publication bias. Misschien nog goed om een onderscheid te maken tussen 1) publication bias bij het publiceren (bijv. in wetenschappelijke tijdschriften) en 2) write-up bias, maw de bereidheid van onderzoekers om resultaten op te schrijven. Wat betreft het eerste, in meta-analyses wordt echt veel energie gestopt in het vinden van alle relevante veldexperimentele studies (en gecontroleerd voor het feit dat sommige studies wel of niet gepubliceerd worden in een wetenschappelijk tijdschrift). Zo wordt in de publicatie van Quillian et al. 2019 op diverse manieren rekening gehouden met publication bias en daarvoor gecorrigeerd (zie blz. 485, https://sociologicalscience.com/articles-v6-18-467/). Deze studie maar ook andere meta-analyses vinden overigens wel sporen van publication bias (zie ook Zschirnt & Ruedin, 2016 en mijn proefschrift), maar de invloed lijkt beperkt.
Wat betreft write-up bias, dat is een lastigere. Wel zou je kunnen aandragen dat het opzetten van dit type veldexperimenten vaak zo kostbaar is dat het wel economisch en maatschappelijk heel onverstandig is om hierover niets te publiceren. Zschirnt & Ruedin (2016) noemen verder het argument dat een nul-bevinding ook weer extra aandacht zou kunnen genereren in dit levendige maatschappelijke debat.
Al met al lijkt me dit probleem niet het grootst bij dit type onderzoek.
Tot slot is het belangrijk om te benoemen dat veldexperimenten weliswaar elegant zijn om discriminatie aan te tonen, maar ook resultaten opleveren die niet per se overeenkomen met de ervaringen van echte werkzoekenden. Bijvoorbeeld in ons onderzoek (Thijssen, Coenders & Lancee, 2019) solliciteerden we met fictieve/nepsollicitanten op vacatures die werden aangeboden in heel Nederland. In het echt beperken werkzoekenden zich echter vaak tot hun eigen woonomgeving en hebben ze misschien nog specifieke baanvoorkeuren. Kortom, de pool van banen waarop gesolliciteerd wordt is in werkelijkheid kleiner dan in veldexperimenten, waardoor de kans op succes kleiner is en het effect van discriminatie groter wordt (zeker ook als bijv. de WW op korte termijn afloopt). Daarnaast zijn de fictieve sollicitanten in veldexperimenten vaak goed gekwalificeerd (misschien vermindert dit discriminatie zelfs) en kan niet worden onderzocht of ze daadwerkelijk de baan krijgen. Theoretisch is het voorstelbaar dat in een sollicitatiegesprek sollicitanten met een migratieachtergrond echt de mogelijkheid hebben om zichzelf als individu te presenteren, wat de invloed van discriminatie zou verminderen. Maar als dergelijke gesprekken niet systematisch worden uitgevoerd kan er ook weer bias insluipen (m.b.t. sociale klasse komt dit mooi naar voren in het werk van Lauren Rivera, bijv. haar ASR-artikel uit 2012, https://journals.sagepub.com/doi/10.1177/0003122412463213). Recentelijk is ook een meta-analyse van Quillian et al. (2020) gepubliceerd van veldexperimenten naar raciale en etnische discriminatie waarin het gehele sollicitatietraject wordt doorlopen en daaruit blijkt dat achterstanden zeker niet verkleinen (zie ook https://academic.oup.com/sf/article/doi/10.1093/sf/soaa026/5816667).
Kortom, het is zeker niet ondenkbaar dat de gevonden mate van etnische discriminatie nog systematisch wordt onderschat ook.
Interessant! Zeker over dat hele sollicitatietraject. Ik meen ook eens te hebben gelezen dat de meeste vacatures informeel ingevuld worden, ben wel benieuwd of je daar ook grote verschillen ziet tussen etnische groepen. Kan me dat voorstellen.
Qua publication bias: als ik in jouw proefschrift kijk, dan zie ik toch bij die funnel plots een hele duidelijk asymmetrie. Misschien lees ik verkeerd, maar ik kan er ook niet zo goed uithalen hoeveel kleiner het effect zou zijn als je rekening houdt met deze missende studies.
Daar is minder onderzoek naar gedaan (maar zie ook het werk van mijn [co)promotoren), maar we weten wel dat sociale netwerken (ook in NL) over het algemeen gekarakteriseerd worden door een hoge mate van segregatie/homophily op allerlei achtergrondkenmerken, vanzelfsprekend etniciteit maar bijvoorbeeld ook opleiding, gender, klasse, leeftijd. Dus dat kan ook niet worden onderzocht met veldexperimenten, maar speelt zeker nog een rol bij het verklaren van etnische ongelijkheden op de arbeidsmarkt.
Deze studie uit de VS doet wel een mooie poging dit te onderzoeken, hopelijk is het te openen (zo niet, dan hoor ik het graag): https://journals.sagepub.com/doi/abs/10.1177/0003122419883255?journalCode=asra
Wat betreft bias, dat stippen we ook aan in de tekst – dat we dat zeker niet kunnen uitsluiten. Bovendien proberen we daar ook rekening mee te houden door a) onderscheid te maken tussen peer reviewed en niet-peer reviewed studies en b) studies en subgroepen met outliers naar boven te verwijderen. Maar mochten er nog studies zijn die we zijn vergeten dan horen we het natuurlijk graag (binnen de onderzoeksperiode) – al verwacht ik niet dat grote, meer precieze veldexperimenten ontbreken eerlijk gezegd.
Het stuk van Vuijsje ging veel meer over of we ook iets kunnen doen behalve stukjes als dit schrijven die constateren dat er discriminatie is. En het antwoord is ja, dat kan, door bv. Marokkanen meer te interesseren voor vrijwilligerswerk.
Lost dat alle problemen op? Nee. Is het eerlijk om van Marokanen meer te verwachten? Nee. Lost het uitdagingen op de arbeidsmarkt voor Hindoestanen op? Ook al niet. Maar het geeft wel meer Marokanen een bijna gelijke kans bij sollicitaties en dat is meer dan alle academische geklaag gaat doen want dat doet helemaal niks.
Mijn indruk van dit stuk was juist dat het geen zin heeft om de CV gelijk te trekken op dit soort zaken als vrijwilligerswerk want dat zit al in het experiment ingebakken. Méér doen heeft geen zin want je zult bij gelijke competenties alsnog gediscrimineerd worden. Maar misschien kan Lex dit verduidelijken.
Je zult idd helaas meer moeten doen dan de ander. Dat is niet goed, maar dat is wel wat we weten dat werkt. En het is beter dan niks doen en wachten tot je niet meer gediscrimineerd wordt.
Nogmaals, men kan zich afvragen of 2 jaar werkervaring – geen vrijwilligerswerk dus – (en meerdere afgeronde cursussen en een goede brief) niet al een erg grote achterstand is zo vroeg in iemands carrière. Dit is ook een politieke vraag, dat begrijp ik. Maar vindt u dit een klein verschil voor iemand van 23-25?
Wat ik ook hoopte aan te geven met dit stuk is dat in andere landen etnische discriminatie minder voorkomt dan in Nederland – het is dus geen onveranderlijk natuurverschijnsel. Daar zouden beleidsmakers ook naar kunnen kijken en van leren, nietwaar? Er is dus speelruimte voor nationaal beleid – ruimte die momenteel niet tot nauwelijks wordt geëxploreerd terwijl artikel 1 een kernwaarde van onze democratische rechtstaat is. Mijns inziens wordt dit te weinig belicht.
Het is zeker geen klein verschil en het zou ook niet moeten zijn. Maar het is, helaas.
En dat in andere landen er minder discriminatie is dat zal best, maar dan gaat het nog steeds niet over wat we kunnen doen.
Daar gaat het nooit over. En daar is het nu wel eens tijd voor.
Ik ben het geheel met u eens dat het tijd is voor een inhoudelijke politieke discussie over concrete oplossingen (interventies, beleidsprogramma’s, handhaving, veranderingen in wetgeving) om discriminatie op allerlei terreinen en ook gronden tegen te gaan. Het buitenland biedt daarvoor mogelijk interessante handvatten.
“Wel degelijk etnische discriminatie op de arbeidsmarkt: een kritische reactie op Herman Vuijsje.”
Los van enig onderzoek maar vanuit wat basis kennis over het wezen mens weet ik zeker dat er discriminatie is ook op de arbeidsmarkt. Logisch is dat in alle vormen van discriminatie of voorkeur ook er een etnische vorm zal zijn. Ja vervelend maar misschien moeten al die gevallen van gevoelde discriminatie gaan werken aan het wegwerken van de vooroordelen die er aan ten grondslag liggen. Zelfs als die vooroordelen onterecht zijn dan is er gewoon meer werk te doen.
Het is niet anders dus niet zeuren want we worden allemaal om verschillende reden bij tijd en wijle gediscrimineerd. Geloof je dat niet wacht dan maar tot je oud(er) wordt.
Hoewel psychologisch onderzoek inderdaad uitwijst dat discriminatie in het menselijke systeem zit, laat landenvergelijkend onderzoek dus zien dat er wel degelijk systematische verschillen tussen landen zijn in de mate van etnische discriminatie. Hier ligt dus speelruimte voor beleidsinterventies en nationaal beleid. Met andere woorden, discriminatie is geen onveranderlijk, niet-beïnvloedbaar natuurverschijnsel.
“Hoewel psychologisch onderzoek inderdaad uitwijst dat discriminatie in het menselijke systeem zit, laat landenvergelijkend onderzoek dus zien dat er wel degelijk systematische verschillen tussen landen zijn in de mate van etnische discriminatie. Hier ligt dus speelruimte voor beleidsinterventies en nationaal beleid. Met andere woorden, discriminatie is geen onveranderlijk, niet-beïnvloedbaar natuurverschijnsel.”
Wat vragen:
Laten landenvergelijkend onderzoek significante verschillen zien en is mogelijkheid uit te sluiten dat eventuele verschillen niet terug te leiden zijn tot verschillen in wijze van vergaring data en interpretatie daarbij en daarvan?
– denk ook aan reeds bestaande verschillen in samenstelling van bevolking en is vergelijking dan ook niet het vergelijken van appels en peren?
Hoe zien beleidsinterventies en nationaal beleid er uit en zijn dat dan wel de juiste middelen dit ‘probleem’ te gaan oplossen? Veranderingen van gedrag moeten niet van boven af worden geforceerd dat werkt averechts. Bij ‘speelruimte’ voor beleidsmakers en uitvoerders krijg ik direct last van uitslag.
Tot slot discriminatie als in huidige tijd gezien als ongewenst menselijke eigenschap moet niet worden aangeduid als een natuurverschijnsel. Dat zou de indruk kunnen wekken dat het om iets zeldzaams zou gaan en jij en ik weten dus wel beter, toch?
Dank voor uw vragen.
Deze landverschillen zijn inderdaad statistisch significant, voor de precieze details verwijs ik u naar de noten f, g, h & en i in de hoofdtekst die verwijzen naar de wetenschappelijke artikelen.
Ingrijpen kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door 1) actief in te zetten op gedragsverandering bij werkgevers, 2) intensievere opsporing en bestraffing van overtredingen van artikel 1 of 3) veranderingen in het selectieproces (o.a. anoniem solliciteren of inzetten op meer formalisering van het werving- en selectieproces). Het is inderdaad aan de politiek om te bepalen hoeveel van bovenaf moet worden gedaan of niet. Mijn punt is vooral dat het wel degelijk kan – en dus een politieke keuze is om wel/niet iets te doen. Overigens constateer ik ook dat wel vaker regelgeving van bovenaf is opgelegd om het welzijn van de bevolking te bevorderen, denk bijvoorbeeld aan het verplicht stellen van de autogordel of het openstellen van het burgerlijk huwelijk voor partners van hetzelfde geslacht.
Met natuurverschijnsel wil ik niet impliceren dat discriminatie weinig voorkomt. Weersveranderingen zijn mijns inziens ook natuurverschijnselen maar komen wel vaak voor (en proberen we de effecten ook van te beheersen: simpel voorbeeld, als het regent pakken we een paraplu)
“Overigens constateer ik ook dat wel vaker regelgeving van bovenaf is opgelegd om het welzijn van de bevolking te bevorderen, …”
Realiseer je je wel hoe eng en bevoogdend dat kan klinken?
“…denk bijvoorbeeld aan het verplicht stellen van de autogordel”…
Ja goed voorbeeld en verdedigbaar.
“…of het openstellen van het burgerlijk huwelijk voor partners van hetzelfde geslacht.”
Je bedoelt hier het weghalen van ook door van bovenaf (overheid of kerk) opgelegde eerdere beperkingen? Een voorbeeld dus van hoe dat vroeger blijkbaar is misgegaan.
Feit is dat er meer en meer regelgeving komt die haaks staat op de belevenis van het welzijn bij de burgers. Doorschietende regels doen meer kwaad dan goed al begrijp ik ook dat er een afweging te maken is tussen de vrijheid van de burger (individu) en de invloed daarvan op de vrijheid van zijn of haar omgeving (de samenleving).
Tot slot jouw voorbeeld () van de paraplu bij regen gaat mank omdat de keuze de paraplu te gebruiken in alle vrijheid bij de burgers ligt en het gebruik niet verplicht is of opgelegd. Een parapluplicht bij regen zou wel een prachtig voorbeeld zijn van doorschietende regelgeving.
Wat voor een type van samenleving zou Nederland zijn als er zich niet eniger mate ethnische discriminatie op de arbeidsmarkt voordeed? Dat je als inboorling (‘autochtoon-Nederlander’) bij het solliciteren naar een economische plaats ten opzichte van migratoire Nederlanders een streepje vóór hebt, is normaal en respectabel en zal door iedere weldenkende allochtone concurrent (heimelijk of tandenknarsend) worden gebillijkt. Hij hoeft zich alleen maar te herinneren hoe het in zijn (vaders) land van herkomst toe ging, en zal ons verachten.
De passie voor gelijkheid maakt blind.
Als het conservatief liberaal denken en handelen onvoldoende bescherming biedt aan minderheden en kwetsbaren, dan is het gerechtvaardigd, zelfs een plicht dat de politiek ingrijpt om dit te corrigeren en hen te beschermen. Dat is lastig voor conservatief liberale mensen, maar prettig voor minderheden.
In een rechtsstaat gaat het maatschappelijk belang boven het belang van de meerderheid.
“Als het conservatief liberaal denken en handelen onvoldoende bescherming biedt aan minderheden en kwetsbaren, dan is het gerechtvaardigd, zelfs een plicht dat de politiek ingrijpt om dit te corrigeren en hen te beschermen.”
Het denken is vrij maar het handelen is gebonden aan hetgeen de politiek als uitkomst van democratische processen aan ruimte om te handelen heeft gekaderd. Dat geldt voor alle partijen binnen ons stelsel. Je schetst in je betoog een als-situatie die niet uitsluitend conservatief liberaal betreft.
“In een rechtsstaat gaat het maatschappelijk belang boven het belang van de meerderheid.”
Ook weer juist maar ook een open deur want het maatschappelijke belang wordt bepaald als een soort van optelsom/afweging van alle belangen in de samenleving. Uiteindelijk zal het gewicht van dit ‘gemiddelde’ maatschappelijk belang als compromis en als wordt bepaald volgens de democratische regels zwaarder wegen dan de afzonderlijke belangen van alle betrokken partijen (meerderheden en minderheden).
Dat we hier juist niet spreken over open deuren, tonen de vele discussies over vele vormen van discriminatie, en de mate waarin individuen en groepen hier last van hebben. Internationaal en in Nederland. Het is kennelijk niet vanzelfsprekend om niet te discrimineren. Er zijn twee hoofddtrends zichtbaar:
1. Men spreekt zich zich vaker uit over ondervonden discriminatie
2. In steeds meer landen weren zich politieke meerderheden tegen diegenen die discriminatie ervaren.
Het over de uitgangspunten eens zijn, is niet voldoende. We moeten krachtig stelling nemen tegen discriminatie. Dit kan op vele fronten:
In de discussie op dit soort fora
In de media
In de politiek
In het onderwijs
In organisaties
Op straat,
In het gezin, in de opvoeding, etc
Mensen en organisaties op hun dicriminerende gedrag aanspreken.
Het toepassen van het strafrecht
Een malussysteem voor personen en organisaties die zich als draaideur discriminerenden gedragen.
De reputatie van discriminerende mensen en organisaties ter discussie stellen
Uiteindelijk:
Discriminerende personen en organisaties uitsluiten.
We moeten echt concreter worden en duidelijk stelling nemen.
Ad Heiman 26.07.20
‘In een rechtsstaat gaat het maatschappelijk belang boven het belang van de meerderheid.’ (Heijman, 26.07)
Boven gegeven zin doet Hegeliaans aan, maar Hegel heb ik (ook) nooit goed kunnen volgen. Gaarne van H. of wie ook een elementaire uitleg van de betrekking tussen: ‘rechtsstaat’, ‘maatschappelijk belang’, en ‘meerderheid’.
“Boven gegeven zin doet Hegeliaans aan, maar Hegel heb ik (ook) nooit goed kunnen volgen.”
Ik kan weinig filosofie ontdekken in die zin en je vraag heb ik in reactie op R.H. al beantwoord.
Ik zal een poging doen:
In een rechtsstaat heeft iedereen rechten en plichten volgens de grondwet en de wet en regelgeving. Het vormt het juridisch kader van de rechtsstaat en is afdwingbaar bij de rechter.
De meerderheid kan van mening zijn dat 140 km p.u. als maximum snelheid, ideaal is op de snelweg.
Echter, vanuit milieu- klimaat- en veiligheidsoogpunt, adviseren experts, onderbouwd door wetenschappelijke studies, en gesteund door kleine politieke partijen, dat 100 km per uur voorkeur verdient. Ook vanwege de CO2 ruimte die ontstaat voor andere sectoren als de bouw. Ook ingrepen in de agrarische sector worden overwogen om de CO2 terug te brengen. Dit zeer tegen de zin van boeren.
Toch wordt besloten om deze impopulaire maatregelen door te voeren, omdat onderkend wordt dat het maatschappelijk belang groter is dan de belangen van de meerderheid en de boeren.
Ad commentaar R. Heijman, 28.07. 20.
Bedankt voor uw reactie. Ik ga mij erin verdiepen.
HPax
Volgens mij worden hier de ‘problemen’ met Stikstof en Stikstofverbindingen (NOx en NH3) verward met Koolstofdioxide (CO2).
Je hebt gelijk. Verder blijft de vergelijking staan.
Er is in ieder geval formeel geen politieke discriminatie en alle verschillende culturele groepen kunnen hun rechten aankaarten. Verder lijkt mij dat het voortbestaan van deze groepen onderlinge stereotypering en discriminatie impliceert omdat het een min of meer sociologische wetmatigheid is van groepsvorming en patronen van inclusie en exclusie. Ik herinner mij dat Scheveningers en Hagenaars vroeger verschillende categorieën waren inclusief de stereotypen en vijandigheden. Het is nu minder door o.a. vermenging van bevolking en de transformatie die Scheveningen heeft ondergaan van traditioneel vissersdorp tot anonieme toeristenplaats. Is dat een onverdeeld goed? De economische discriminatie lijkt mij eveneens algemeen te zijn onder de verschillende groepen. Heeft iemand wel eens eens een Turkse middenstander gezien met Marokkaans personeel?
Het individualistisch primaat in het economische denken en handelen staat in scherp contrast met het collectieve primaat van cultuurpatronen. Als diverse culturen in elkaar draaien ontstaan verschillende spanningsvelden die in elk land weer anders zijn. Ik geloof niet dat de fundamentele spanningen door beleid kunnen worden opgeheven maar wel enigszins kunnen worden bijgevijld. Het kenmerk van een multiculturele samenleving betekent m.i. het ontbreken van een overkoepelende identiteit of waardepatroon en daarmee de mogelijkheid tot desintegratie als de legitimiteit van het politieke systeem afneemt. Het probleem van de liberale democratie is altijd al geweest dat zij ten eerste laag scoort in termen van gemeenschapssymbolen en ten tweede in economisch opzicht vrijheid voornamelijk voor de rijken reserveert. Als overkoepelende identiteit schiet zij tekort. De mogelijkheid tot politieke representatie van de diverse groepen lijkt een groot goed al blijft de vraag of identiteitspolitiek als gevolg van het gebrek aan overkoepelend gemeenschapsbesef geen vorm van tribalisering is.
Het individualisme staat verder in tegenstelling tot een culturele identiteit ook als het zelf kern van de culturele identiteit is. Het zijn immers altijd specifieke vormen van individueel gedrag die als normatief worden beschouwd. In de jaren 60 en 70 stond de outcast model in cultureel opzicht maar nu is het conformisme groter en staat de economie centraal als sfeer van individuele vrijheid(?). De dominantie van het economische vrijheidsbegrip gekoppeld aan globalisering en de daardoor veroorzaakte ‘Verelendung’ legt een fundament voor totalitaire stromingen en daarmee absolute vormen van discriminatie. Het einde van de liberale rechtstaat komt weer eens in zicht door de inherente contradicties van het kapitalisme waarmee het geassocieerd is.
Aan de ene kant zijn rechtstaat en individuele grondrechten nauw verbonden en aan de andere kant bestaat een economisch mensbeeld gebaseerd op de rationaliteit van het individu. Het failliet van de globalisering creëert twijfel aan zowel de rechtsstaat als het economisch mensbeeld. Het risico in Nederland lijkt mij een balkanisering of tribalisering die acuut wordt bij economische achteruitgang en verdergaande individuele desoriëntatie. Wat er op de Balkan, Libanon of Sri Lanka gebeurd is kan zeer wel in Nederland geschieden.
Vooralsnog mag Nederland in de handen wrijven dat het niet veel erger is.
Balkanisering van Nederland, interessant idee.
M.i. eerder nog van Europa. Wel beschouwd zijn de verschillen zeer groot binnen Europa. Nog groter als we landen als Oekraine en Belarus erbij betrekken. Om maar te zwijgen van het semie Europese land Turkije.
De oost europese landen van noord naar zuid, en de Balkan landen zelf, en de zuid europese landen
kennen grote culturele, politieke, rechtstatelijke, economische, financiele sociologische, psychologische en historische verschillen met de andere noord en west europse landen. We zien een toenemende disharmonie russen noord en zuid en oost en west.
En tegelijk een streven naar integratie, tussen en binnen landen. Een van beide richtingen zal (moeten) winnen. Bij verdere en dominante disharmonie, is het risico van balkanisering, dus ruzie, zelfs oorlog mogelijk binnen Europa.
Een verdere integratie van de EU, met draagvlak, is een belangrijke weg om dit te voorkomen. Of een federatie van geintegreerde meer eenduidige blokken zoals, Noordwest, Zuid en Oost. Met 3 munten en 3 waardenmaatschappijen.
Het zijn beide m.i. de juiste wegen voor continuiteit van welvaart, veiligheid, rust, cultuur en een betere wereld voor iedereen.