Welke beroepservaring brengen parlementariërs met zich mee naar Den Haag? In welke sectoren gaan parlementariërs en bewindspersonen aan de slag ná hun zittingsperiode? En zien we nog bepaalde patronen terugkeren tussen verschillende partijen? Samen met journalisten Thijs Broer van Vrij Nederland en Chris Ostendorf van Nieuwsuur heb ik de afgelopen maanden onderzoek gedaan naar de carrières van Nederlandse politici (zie verslagen in VN en bij Nieuwsuur. Onderzoeksbureau I&O heeft ook meegewerkt.) Hieronder volgt een korte tussenrapportage van de belangrijkste bevindingen tot nu toe.
Voor de goede orde: dit is een belangrijk onderwerp. Ten eerste zien we aan hand van de beroepsachtergronden van volksvertegenwoordigers welke eigenschappen gewaardeerd worden door partijen en kiezers, en dus afgespiegeld worden in het parlement. Dit is een klassiek thema in politiek theorieën over vertegenwoordiging (zie Manin over beroepsverschillen: blz 108-128) en komt ook sterk naar voren in recente discussies over diplomademocratie. Zijn sommige sectoren beter vertegenwoordigd in politiek Den Haag omdat politici zelf uit die sectoren komen?
Ten tweede zegt de uitstroom van politici het een en ander over de manier waarop politieke partijen verantwoording nemen voor hun rol als wervers van politieke elites en welke andere organisaties (bedrijven, belangenbehartigers etc.) ook geïnteresseerd zijn in de opgedane vaardigheden van politici. Zorgen over een kartelachtige dynamiek in het verdelen van de ‘spoils-of-office’ is al vaker aangekaart door prominente politicologen (zie Katz en Mair, 1995; Mair, 2013). Is er, met andere woorden, een verschil tussen regeringspartijen en anderen in de mate waarin parlementariërs naar politiek relevante banen doorstromen? In hoeverre gebruiken politici hun Kamerlidmaatschap als springplank naar hogere functies?
Ik heb deze vragen onderzocht in samenwerking met Patrick Statsch, Kas Woudstra en Ellemijke Donner. We hebben eerst de carrières van politici opgevraagd uit het biografisch archief van het Parlementair Documentatiecentrum. We hebben de beschikking over de ‘hoofdfuncties’ van alle parlementariërs en bewindspersonen sinds 1945 maar voor dit stuk beperk ik me tot de periode vanaf 1982 (5287 functies). We hebben voor iedere functie allereerst het werkveld bepaald: politieke partij, de overheid, een internationale organisatie, de semi-overheid, het bedrijfsleven, een universiteit of expertise-organisatie of de belangenbehartiging (branche, werknemers en NGO’s)? Verder hebben we het ‘gewicht’ van een baan ingedeeld in uitvoerend, middenkader, subtop- en topfuncties. Zo kunnen we bijvoorbeeld onderzoeken of politici na hun carrière een betere baan vinden.
Wat is de beroepsachtergrond van politici?
De onderstaande staafdiagram geeft van acht partijen de verdeling van de functies van Kamerleden weer vóórdat zij in het parlement komen en heeft betrekking op de periode sinds 1982. De partijen die regelmatig regeren zijn grijs gearceerd en staan bovenaan, gevolgd door de ‘flank-partijen’ SP en PVV, en overige partijen daaronder. Ik heb de acht bovengenoemde beroepscategorieën voor de leesbaarheid samengevoegd tot vier categorieën.
De wervingspatronen van politieke partijen verschillen niet bijster veel van elkaar. Het lijkt erop dat, onafhankelijk van politieke kleur, een bepaald soort mensen zich aangetrokken voelt tot de politiek, en dat de aard van het politieke werk partijen aanmoedigt gelijkaardige keuzes te maken. Mensen die al op enige wijze beroepsmatig bezig zijn met politiek stromen vaak door naar belangrijke vertegenwoordigende functies. Dit loopt uiteen van 35 procent van de functies van GroenLinks-Kamerleden tot 60 procent voor SP’ers. De beroepsachtergrond van politici is zeker geen afspiegeling de Nederlandse beroepsbevolking. Volgens het CBS werkt zo’n vijf procent van de Nederlandse werknemers bij de overheid, terwijl dit onder parlementariërs ongeacht hun politieke kleur toch aanzienlijk hoger ligt.
Verder zien we dat partijen over het algemeen mensen werven met een beroepsachtergrond die aansluit bij de ideologische interesses van de partij. Zo zien we bij de VVD relatief veel commerciële functies (26 procent, tegen een gemiddelde van 19 procent), bij de PvdA relatief veel (semi-)publieke functies (38 procent, tegen een gemiddelde van 29 procent), bij GroenLinks relatief veel middenveld functies (15 procent, tegen een gemiddelde van 6 procent) en bij de SP relatief veel politieke doorstromers (60 procent, tegen een gemiddelde van 46 procent). Het recruiteringsprofiel van de PVV lijkt ondanks de wens tot vernieuwing toch erg op dat van de VVD.
Wat is de beroepstoekomst van politici?
De volgende staafdiagram beschrijft de verdeling van functies die parlementariërs en bewindspersonen ná hun zittingsperiode hebben. De labels geven de exacte percentages en het verschil met de instroom in procentpunten. Over het algemeen lijkt de uitstroom erg op de instroom. De parlementaire werkzaamheden leiden niet tot een systematische verschuiving in de werkvelden van vertegenwoordigers. Veel parlementariërs komen ook weer terecht in politieke functies, al lijkt het erop dat dit iets vaker bij de ‘grote drie’ het geval is dan bij de andere partijen, zeker in vergelijking met de PVV.
Bestuurdersbonus?
We hebben ook gekeken naar het functieniveau. In de onderstaande figuur zien we per partij het percetange (sub)topfuncties. Dit zijn allemaal beroepen die in de hoogste categorie van de zogenaamde ISCO indeling vallen en vaardigheden vereisen op (of boven) het niveau van een CEO van een nationaal actieve onderneming, een bestuurder van een ambtelijke organisatie of een hoogleraar. Slechts een klein deel van de Nederlandse beroepsbevolking valt in deze categorie.
Allereerst valt op dat er bescheiden variatie bestaat tussen partijen in het niveau van de instroom. Zo zien we dat bij de PVV-instroom een relatief laag percentage dit hoge functieprofiel heeft. Verder, en belangrijker, zien we aanzienlijke verschillen tussen partijen in de mate waarin het Kamerlidmaatschap bijdraagt aan een ‘carrièresprong’. Met name bij de VVD zien we dat Kamerleden na afloop van de parlementaire periode aanzienlijk hogere functies bekleden dan daarvoor. Bij de PvdA en de SP is deze toename aanzienlijk kleiner. Hopelijk kunnen we in toekomstige analyses beter in kaart brengen of deze carrièresprong te wijten is aan het Kamerlidmaatschap zelfs of dat deze mensen sowieso zouden doorgroeien naar hogere functies, simpelweg omdat zij elders ook relevante werkervaring hadden opgedaan.
Marco zegt
Boeiend. Kan je uit je gegevens ook opmaken hoeveel kamerleden een natuurwetenschappelijke of ingenieurs achtergrond hebben?
Joost Berkhout zegt
Deze opleidingsgegevens staan in het bibliografisch archief van het Parlementair Documentatie Centrum en zijn tegen betaling beschikbaar. Wij hebben deze gegevens echter niet gebruikt en dus ook niet ingedeeld naar discipline. Dit is natuurlijk wel interessant. Er is wel al vaak gekeken naar het niveau van opleiding (zie andere bijdrages aan dit blog)
Jantine Oldersma zegt
Toen ik lang geleden parlementariers vergeleek met adviesraadsleden bleek dat er een aanzienlijk verschil was. In beide kamers waren juristen en sociale wetenschappers oververtegenwoordigd, in de adviesraden zaten veel meer natuurwetenschappers, medicijnmensen en ingenieurs. Maar daarna is de structuur en daarmee ook de recruteringspatronen van adviesraden aanzienlijk veranderd en daarmee waarschijnlijk ook (zou ik denken) de betasignatuur. Het zou inderdaad interessant zijn te bekijken of parlementariers nu een breder palet vertonen qua discipline, maar het zou me verbazen als dat zo was. De rode ingenieurs werden bijzonder gevonden omdat ze dat ook waren
Joost Berkhout zegt
Ik denk dat je gelijk hebt, Jantine. De omschrijvingen van de beroepen wekken ook niet de indruk dat hiervoor een beta-opleiding nodig is (veel ‘beleidsmedewerker’ en weinig ‘ingenieur’). Het zou overigens ook interessant zijn om jouw ‘IJzeren Ring’ onderzoek naar adviesraden te updaten, ie de personele samenstelling daarvan in kaart te brengen. Weet jij of iemand plannen in de richting heeft of al mee bezig is?
Jantine Oldersma zegt
Nee, het was ook veel gepuzzel en gedoe, maar wel leuk. Vooral de interviews over de vraag waaraan leden moesten voldoen vond ik leuk, maar dat is ook het meest tijdrovende klusje.
Mees zegt
Zou er ook nog een relatie tussen de sectoren van bedrijfsleven en verschillende partijen zijn te ontdekken?
Joost Berkhout zegt
Dit is iets waar we in een vervolgonderzoek naar gaan kijken. Over een paar weken komt hierover een blogje!
Wh Kolkman zegt
Prima studie, om opinies zo van feiten te scheiden.
Omdat zeker voor politici draagvlak in de samenleving essentieel is, zo iets meer aandacht voor vergelijking / afspiegeling met die samenleving, beroepsbevolking, etc erg nuttig en welkom zijn.
Dit zijn langjarige gemiddelde, prima, maar kijk ook of de huidige en recente (laatste 2?) kamers wel of niet afwijken van dat gemiddelde.
Klaas Mulder zegt
Beste Joost (en andere lezers), voor een column ben ik aan het kijken of er ook een ander patroon aan het ontstaan is: steeds minder politici hebben een verleden of toekomst als netto belasting-betaler, en steeds meer zijn hun hele leven lang belasting-haler: ze krijgen meer uit de schatkist dan ze er in stoppen. Voor steeds meer beslissers is publieke bekostiging (rechtstreeks, via subsidie of via opdrachten van de overheid) de ‘normale’ situatie geworden. Ze vullen hun belastingpapieren in om te kijken wat ze terugkrijgen, niet wat ze moeten afdragen. Ik kan hier weinig data over vinden, maar misschien willen jullie een primaire reactie geven.
Joost Berkhout zegt
Individuele belasting- en inkomensgegevens zijn niet openbaar. Ik weet ook niet zeker of dergelijke gegevens in dit geval van toegevoegde waarde zijn, er wordt door de belastingdienst immers geen onderscheid gemaakt tussen salaris in de publieke sector en in de ‘private’ sector.