Het homohuwelijk stond de afgelopen weken volop in de belangstelling. Zo vroeg menigeen zich hardop af of een nieuwe paus eindelijk eens wat beweging zou kunnen brengen in de houding van de Rooms-katholieke Kerk ten opzichte van thema’s als het homohuwelijk, euthanasie, voorbehoedsmiddelen, etc. Nu is Paus Franciscus weliswaar zeer begaan met het lot van de allerarmsten – in politicologisch jargon staat hij ’ter linker zijde van de sociaal-economisch dimensie van politiek conflict’… – maar daar houdt zijn progressieve aard wel op. Ook in de Verenigde States prijkt het homohuwelijk momenteel bovenaan de politieke agenda. Het Amerikaanse hooggerechtshof boog zich vorige week over de vraag of een tweetal verboden op het homohuwelijk – ‘Proposition 8’ uit California en de federale ‘Defense of Marriage Act’ uit 1996 – grondwettelijk zijn. Dit leek me daarom een goed moment om houdingen ten opzichte van het homohuwelijk in Europa eens onder de loep te nemen.
In academische enquetes komen vragen over het homohuwelijk herhaaldelijk aan bod. Op basis van de European Election Study van 2009 kunnen we bijvoorbeeld nalopen hoe steun voor een verbod op het homohuwelijk in Europa variëert tussen landen. De onderstaande figuur toont aan hoe groot deze verschillen zijn. Terwijl in Denemarken en Nederland nauwelijks tien procent van de mensen een verbod op het homohuwelijk steunt, is driekwart van de Roemenen en Letten voor een dergelijk verbod. Toch laat de figuur ook zien dat over de gehele linie een minderheid van rond de 40% voor een verbod op het homohuwelijk is.
Wat verklaart deze verschillen? Op individueel niveau is er niet veel nieuws onder de zon. Zo hangt steun voor een verbod uiteraard samen met religie. Niet-gelovigen zijn het meest progressief, moslims het meest conservatief. Katholieken, protestanten en orthodoxen zitten qua houdingen jegens homoseksuelen tussen niet-gelovigen en moslims in. Ook mannen, ouderen en lager opgeleiden zijn eerder voor een verbod op het homohuwelijk dan vrouwen, jongeren en hoger opgeleiden. Onderzoek naar soortgelijke attitudes in de Verenigde Staten sluit hier mooi bij aan. Nog een paar generaties geduld en homostellen kunnen zelfs in Alabama hand in hand over straat…
Interessanter is wat de enorme verschillen tussen Europese landen verklaart. Een vluchtige blik op de cross-nationale verschillen laat zien dat steun voor het homohuwelijk lijkt te correleren met economische variabelen als welvaart en gelijkheid. Ook blijken de landen ter rechter zijde van de figuur voornamelijk Oost-Europese landen te zijn.
Het strooidiagram hierboven laat duidelijk zien dat er een aanzienlijk verband bestaat tussen de mate van inkomensongelijkheid en houdingen ten opzichte van het homohuwelijk. In economisch ongelijke samenlevingen ligt steun voor een verbod veel hoger dan in gelijke samenlevingen (r = 0.52). Er bestaat een soortgelijk verband tussen economische welvaart, gemeten als Bruto Binnenlands Product per hoofd van de bevolking, en attitudes jegens homoseksualiteit. Robert Andersen en Tina Fetner laten zien dat het onafhankelijke effect van welvaart en gelijkheid overeind blijft na te hebben gecontroleerd voor o.a. regio, de religieuze samenstelling van landen en tal van andere relevante variabelen.
Maar waarom zou dit verband überhaupt bestaan? Waarom zijn mensen in economisch ongelijke samenlevingen intoleranter jegens homoseksuelen? Andersen en Fetner beroepen zich op het werk van Eric Uslaner die in zijn boek The Moral Foundations of Trust stelt dat een te groot verschil tussen inkomensgroepen negatief doorwerkt op het algemene vertrouwen van mensen in elkaar en met name intolerantie kweekt jegens allerlei minderheidsgroepen, waaronder homoseksuelen. Volgens Andersen en Fetner zou dit ook kunnen verklaren waarom in Oost-Europa steun voor een verbod op het homohuwelijk bijna twee keer hoog ligt dan in West-Europa. Het communisme zou hebben gezorgd voor een ‘legacy of distrust’ zoals de politicologen Richard Rose and William Mishler dit fenomeen noemden. De ongekende institutionele onderdrukking in de Sovjet-tijd zou, los van de economische consequenties, ook zijn sporen hebben nagelaten in de vorm van onderling wantrouwen van mensen. Deze legacy of distrust manifesteert zich dan vervolgens onder andere als verzet tegen het homohuwelijk.
Uit een economisch ongelijk, relatief arm en Oost-Europees land; zo bezien was Paus Johannes Paulus II in meer dan één opzicht de ideale figuur om de Rooms-katholieke Kerk te leiden…
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.