Het referendum is bij uitstek een laagdrempelig instrument om de mening van burgers te achterhalen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een burgertop is de tijdsinvestering laag, en omdat het om simpele ‘stemmen’ gaat, kunnen veel meningen snel tot een collectieve mening worden opgeteld. Een nadeel is dat het referendum door sommigen als een bot instrument wordt gezien en dat er weinig ruimte is voor nuance. Wie is er voor en wie is tegen?
In het laatste hoofdstuk van het Nationaal Referendumonderzoek 2018 analyseerden we de steun voor het referendum als vorm van burgerparticipatie onder verschillende groepen, voor verschillende varianten van het referendum en in vergelijking met andere vormen van burgerparticipatie.
Voorzichtig positief over een nationaal referendum
De helft van de Nederlanders (50%) ziet een referendum ‘over sommige belangrijke beslissingen’ zitten. De andere helft is negatief (29%) of neutraal. De groep voorstanders is daarmee een paar procentpunten kleiner dan direct na het Oekraïnereferendum (56%) terwijl de groep expliciete tegenstanders iets is gegroeid (voorheen 22%). Het referendum is voor veel respondenten niet bedoeld ter vervanging van de taak van politici: op de vraag of de belangrijkste beslissingen door het volk moeten worden genomen in plaats van door politici, antwoordt nog slechts een kwart bevestigend.
In lijn met eerdere bevindingen zien we ook nu dat middelbaar (53%) en laag (54%) opgeleiden positiever zijn over het nationaal referendum dan hoogopgeleiden (42%). Tussen mannen en vrouwen en tussen verschillende leeftijdsgroepen is nauwelijks meningsverschil.
Steun voor referendum en participatie: alles of niets
Respondenten blijken over de gehele linie ofwel voorstander te zijn van verschillende varianten van inspraak, ofwel tegenstander. Men is dus óf voor meer burgerparticipatie óf tegen en dan maakt het nauwelijks uit in welke vorm dat is. We zien bijvoorbeeld een grote samenhang tussen steun voor een nationaal referendum en voor een lokaal referendum: zo is slechts een vijfde van de tegenstanders van een nationaal referendum is wel voor een lokaal referendum. Gemiddeld is 52% positief over een lokaal referendum waarbij er opvallend weinig verschil is tussen leeftijdsgroepen of opleidingsniveaus.
Figuur 1. Steun voor verschillende types referendum
Overigens, voor de liefhebbers: voor andere vormen van burgerparticipatie blijkt hetzelfde te gelden: wie voorstander is van een referendum is vaak ook voorstander van burgertoppen en meepraten over gemeentelijk budget, de zogenaamde burgerbegroting. Het opleidingsniveau blijkt altijd dezelfde invloed te hebben: hoe hoger opgeleid, hoe minder men voorstander is. Wel valt op dat het referendum onder alle opleidingsniveaus populairder is dan meepraten over lokaal budget of beleid.
Ook geeft 48% aan voorstander te zijn van een gekozen burgemeester. Dat percentage is beduidend hoger onder de voorstanders van een nationaal referendum (67%) dan onder tegenstanders (25%). Hoogopgeleiden en voorstemmers in het Wiv-referendum zijn iets negatiever, al is de afwijking van het gemiddelde bij beide groepen minder dan 10 procentpunten.
Referenda met meer opties dan voor/tegen
Sommigen wijzen er op dat referenda heel erg ongenuanceerd zijn omdat men in de regel enkel voor of tegen een wet kan stemmen. Een kiezer die het niet helemaal eens is met een wet (maar wel een beetje) moet dan kiezen tussen een voorstem, die als volledige acceptatie van die wet kan worden opgevat, of een tegenstem, die als volledige verwerping kan worden gezien. In het geval van de Wiv 2017 waren er bijvoorbeeld veel organisaties en kiezers die openlijk opkwamen voor een aangepaste variant van de wet.
Het werd in het eerste blog van deze blog-reeks al aangehaald, er is een alternatieve vorm van referendum mogelijk die tegemoet komt aan dit dilemma: een referendum waarbij drie of meer inhoudelijke opties voorgelegd worden (een zogenaamd multi-optie referendum). Men kan dus op variaties van het wetsvoorstel stemmen.
De respondenten waren verdeeld over dit soort referendum: 40% is voorstander en 38% is tegen. Opvallend is dat de kloof tussen lager en hoger opgeleiden op dit punt niet langer relevant blijkt te zijn. Wel zien we een duidelijk verschil in steun tussen ouderen (46%) en jongeren (33%). De belangrijkste factor blijkt echter ook hier de steun voor een nationaal referendum in het algemeen te zijn: voorstanders (51%) zien meer keuzes vaker zitten dan tegenstanders (27%).
Wat met het bindend referendum?
Nu zou je je kunnen afvragen of meerdere opties een referendum niet onnodig ingewikkeld maken. Een afwijzing in een niet-bindend referendum kan door beleidsmakers immers worden geïnterpreteerd als een roep tot aanpassingen. Dat klopt, en het probleem is dan ook vooral aanwezig bij een bindend referendum, waarbij een geldige meerderheid aan tegenstemmen de verwerping van het wetsvoorstel voorschrijft. Dat is een relevante overweging in de discussie omtrent een bindend referendum dat bv. de Staatscommissie Parlementair Stelsel adviseert.
Conclusie: voor of tegen referenda, variant maakt niet uit
Het is niet zo dat verschillende types referendum een verschillende groep kiezers aanspreken. Burgers zijn veelal of voor of tegen meer inspraak door zowel meestemmen als meepraten. Voorstanders komen veelal uit de groep lager en middelbaar opgeleiden. De meerderheid van de respondenten is voorstander van een nationaal en lokaal referendum. Over een referendum met meer dan twee alternatieven is een iets kleinere groep positief, maar deze groep is in verschillende opzichten wel diverser. Als enige referendumvariant werd hierbij geen opleidingseffect waargenomen. Het scherpe signaal van het referendum lijkt van belangrijke waarde te zijn voor vooral tegenstemmers en lager en middelbaar opgeleiden.
Foto door Sebastiaan Ter Burg, License
HPax zegt
Citaat: ‘Wie is voor het referendum (en haar varianten?)
In de gegeven context laat zich die vraag herleiden tot: Wie is voor de democratie?