In the Guardian voorspelt Joris Luyendijk dat het wel mee zal vallen met de kans op een ‘Nexit’ – het uit de EU stappen van Nederland na een referendum. Hij beroept zich bij zijn voorspelling niet op de Nederlandse referendumwetgeving (die helemaal geen Nexit-referendum toelaat),[1] maar bouwt zijn betoog rond de Nederlandse publieke opinie en economische ratio. Daarbij baseert hij zich niet op opinieonderzoek, maar op eigen inschattingen en doet aanspraak op de Nederlandse economische ratio.
Of Luyendijk gelijk heeft is echter maar de vraag. Hij onderschat de werkelijke situatie en tevens voedt hij indirect de idee dat tegenstemmers dom zijn en ziet hij alleen voorstemmen als rationeel. Dan komt een uitslag zoals die van het Brexit-referendum vorige week donderdag inderdaad als een donderslag bij open hemel. Eurosceptische kiezers serieus nemen, betekent niet het belerend uitleggen waarom de EU goed is, maar luisteren naar hun grieven.
Euroscepsis en partijvoorkeur
Omdat in Nederland de PVV op minder dan 20% van de stemmen staat, zou de euroscepsis in Nederland wel meevallen, aldus Luyendijk. Hier moeten enkele belangrijke kanttekeningen bij gemaakt worden:
- De PVV staat sinds oktober vorig jaar boven de 20% in alle peilingen van de peilingwijzer
- Bovendien is, ondanks andere voedingsgronden (zie De Vries en Edwards), ook extreem links Eurosceptisch: “De SP … wijst de huidige ondemocratische EU af” en zat bij de vorige twee referenda in het tegenkamp.[2] Ook zijn haar kiezers disproportioneel eurosceptisch, zagen Andrej Zaslove en ik in vergelijkend onderzoek voor een binnenkort te verschijnen artikel (zie ook dit SRV blog).[3]
- Het fundamentele probleem is echter dat het Nederlands stemgedrag behoorlijk volatiel is en van meer onderwerpen afhangt. Partijvoorkeur is dus niet de beste indicator voor euroscepsis.
Meer en meer mensen willen minder EU
Wat betreft de publieke opinie en euroscepsis vat een recent SCP rapport de situatie in Nederland en het Verenigd Koninkrijk (VK) samen op basis van de European Social Surveys (ESS). Op een schaal van ‘meer eenwording’ (0) tot ‘minder eenwording” (10) geeft het Nederlandse publiek de EU een 4,9 (2004-2012). Het Britse publiek was iets negatiever (6,0). Ik dook er verder in en nam ook de meest recente golf van de ESS mee (ESS7) uit 2014. Ik onderscheid wie meer en wie minder EU willen en de mensen die het zo wel goed vinden of twijfelen, aangezien Luydendijk expliciet zegt dat “more and more Dutch voters are suspending judgment on whether the European project can actually work”.
Bron: Eigen berekeningen op basis van ESS data.
Figuur 1 maakt duidelijk dat Luyendijks claim absoluut niet gestaafd wordt door opinieonderzoek.[4] Juist meer en meer mensen willen minder EU – beduidend meer dan zijn 20%. Interpreteren we de groep onbesliste respondenten deels als twijfelaars, dan is de 50% reeds in zicht. Tegelijkertijd verdient Luyendijk enig krediet: de euroscepsis onder de Britten was (in 2014) beduidend groter: 54% wilde minder EU – achteraf een bijna profetisch getal. De Nederlandse afkeer van de EU beweegt zich voor deze jaren gestaag in die richting.
Achter de Euroscepsis
Als het puntje bij paaltje komt, zal de Nederlander zich niet volledig tegen de EU keren, meent Luyendijk, omdat uittreden onzekerheid biedt, Nederland in de Euro zit, een exporteconomie is en de Nederlandse media een rationeel debat zullen faciliteren. Van alles wat op deze argumenten is af te dingen, is de focus op een klassiek economische kosten-batenanalyse nog wel het meest opvallend.
Zoals Hooghe en Marks al in 2007 schreven, moeten we voorbij gaan aan “the presumption … that citizens … evaluate European integration in terms of its economic effects”. Nederlands kiezersonderzoek wijst naar zeker drie andere issues die verweven zijn met Euroscepsis:
- het eerdergenoemde SCP rapport toont het bekende verband waarbij lager opgeleiden beduidend Eurosceptischer zijn;
- Het toonde verder de sterke samenhang tussen een Eurosceptische houdingen en de ervaren dreiging van migranten; en
- uit ander onderzoek, zoals mijn eerder genoemd werk met Andrej Zaslove, blijkt dat Eurosceptische mensen gemiddeld ook sterker een politieke kloof en wantrouwen ervaren (wat populistisch stemmen voedt).
Neem Eurosceptici serieus
Deze verwevenheid roept de vraag op wat een anti-EU houding kan wegnemen. Het suggereert dat het eindeloos (discutabele) feiten presenteren over het economische nut van de EU wellicht zelfs averechts werkt. Feiten spreken niet voor zich (zie Simon Otjes op SRV) en als, zoals bij Luyendijk, de boodschap is dat tegen de EU zijn dus niet rationeel is, zeg je eigenlijk indirect dat tegenstemmers dom zijn. Anekdotische bewijs voor de ineffectiviteit van deze strategie zijn het recente Oekraïnereferendum en het referendum over de EU grondwet (2005).
Het kiezersonderzoek suggereert dat luisteren en het oplossen van onderliggende problemen door de pro-Europa politiek hen wellicht weer wat krediet geeft, zoals het terugdringen van de groeiende ongelijkheid of het organiseren van inspraakavonden over vluchtelingenopvang waarbij echt sprake is van inspraak.
Kortom, het publiek lijkt niet op belerende toon te willen horen dat de EU goed is, maar daden te willen zien van ‘de oude politiek’. Wordt dit genegeerd en zet de trend in het kiezersonderzoek zich (lineair) voort, dan is over zo’n zes jaar ook een meerderheid van de Nederlanders de EU beu.
[1] Binnen een periode van acht weken na aannemen van een wet moeten minimaal 300.000 handtekeningen verzameld worden (zie dit SRV blog); de relevant Europese verdragen zijn allang verjaard.
[2] SP website, geraardpleegd: 25 juni 2016; nadruk toegevoegd.
[3] “Gender, Populist Attitudes, and Voting. Explaining the sex gap in voting for populist radical right and populist radical left parties” in West European Politics.
[4] De EU-vraag ontbreekt voor 2010; cijfers zijn gewogen met het poststratificatiegewicht.
De emancipatie van de domheid …
Ik heb eerder al gereageerd op het verhaal over waarom “lageropgeleiden” vaker tegen vrijhandelsverdragen zijn dan hogeropgeleiden van Jeroen van der Waal en Willem de Koster. Ik zag verder alleen een reactie van Frits Toben die terecht stelt: “Erasmus, heeft ons doordrongen van het belang van opvoeding en opleiding om tot vrede ( en sociaal kapitaal) te geraken; in zijn geval richtte hij zich zelfs op de culturele opvoeding van de Vorst.
De vraag is, waarom op dit punt de ‘lager geschoolden’ minder ‘high brow’ bagage meenemen dan de hoger opgeleiden” (tot zover Toben).
Ik denk mijn beschrijving van wat er aan de hand kan zijn, van toepassing is op iedere analyse over waarom “laagopgeleiden” zo tegen hun eigen economisch belang in lijken te willen stemmen, of tegen het algemeen belang. Daarom herhaal ik delen van mijn verhaal hier nog maar eens (in de hoop op wat meer reacties).
Van der Waal en De Koster constateerden, dat er geen wetenschappelijke onderbouwing is voor de aanname, dat de keuze van “lager opgeleiden” voor extreem rechts gebaseerd is op economische argumenten, en dat die onderbouwing er wel is voor “culturele” argumenten.
In analyses over de presidentsverkiezingen in Oostenrijk bleek, dat extreem rechts vooral gekozen wordt op het platteland, door lager opgeleiden en door mannen, en groen in de stad, door hoger opgeleiden en door vrouwen.
Ik heb het vermoeden (met de vraag aan de wetenschap, of daar onderbouwing voor is), dat die keuze voor extreem rechts niet uit de economie of uit de cultuur, maar uit de biologie verklaard moet worden. Zit het wij-zij denken niet in de mens ingebakken? Laten niet alle conflicten in de wereld zien, dat dat wij-zij denken de oorzaak van veel ellende is?
De definitie van “wij” is altijd vaag en plooibaar en wordt vaak door populistische leiders aangereikt. Als Marokkaanse probleemjongeren, of PVV-ers het hebben over “onze cultuur” bedoelen ze niet hun culturele uitingen in het theater of de beeldende kunst, maar een combinatie van taal (of dialect), gedragscodes, kleding, eten, en iconische helden. En natuurlijk zijn “wij” de goeden en “zij” de kwaden.
Waarom vermoed ik dat dat wij-zij-denken (en de daaruit volgende politieke keuze tegen culturele diversiteit en voor extreem rechts) biologisch verklaard moet worden? Sommigen wijzen op het liefde-hormoon oxytocine dat niet alleen gevoelens van inclusie (liefde) maar ook de gevoelens van exclusie (agressie) zou regelen. Maar ik zou juist ook naar politieke historie kijken, omdat het wij-zij-denken universeel en van alle tijden is. Of je nu Hutu in Rwanda, protestant in Belfast, Feijenoord-supporter in Beverwijk, of Russischtalig in Oekraïne bent, of werkloos in Blackpool, of bang bent voor heksen of een hekel hebt aan homo’s, de definitie van “wij” kan vele vormen hebben. Altijd zijn er agressie en slachtpartijen, gevolgd door leermomenten (afschaffing van slavernij, bourgeoisie, racisme, scheiding van kerk en staat, algemeen kiesrecht, universele verklaring van de rechten van de mens, EU, etc.). En dat wordt weer gevolgd door vergeetachtigheid, zoals we nu weer beleven in Europa, waarbij het wij-zij-denken weer de overhand gaat krijgen, op weg naar het volgende bloedvergieten.
De “oude politiek” (Spierings), met de “Sociaal-democratische Verheffingsidealen” (Toben) probeert die primaire emoties en impulsen te onderdrukken, en dat werkt per definitie frustrerend.
Maar, Erasmus volgend, dat is natuurlijk juist OK, dat frustreren!
Niet voor niets is artikel 1 van de grondwet tegen discriminatie; onze natuurlijke neiging is blijkbaar om wèl te discrimineren. Waarom zeggen de 10 geboden dat je niet moet doodslaan en stelen? Blijkbaar hebben veel mensen de behoefte om dat wel te doen. Heb je naaste lief als jezelf? Het zit er niet van nature in, dat moeten we leren in onze opvoeding. Waarom was het vluchtelingen verdrag nodig na de oorlog? Omdat veel landen schandelijk de Joden hadden geweigerd. Waarom is het handvest van de rechten van de mens opgesteld? Omdat de verleiding voor de mens met macht blijkbaar groot is om geweld te gebruiken. Volgens het RIVM wordt 1 op de 9 kinderen gepest. De onbedorven kinderziel is klaarblijkelijk zeer genegen tot inclusie en exclusie, waar we dan, terecht, een gedragsfrustrerende opvoeding tegenoverstellen (gericht op impulscontrole).
Je gaat zo’n kind toch niet de microfoon voorhouden op AT5 en vragen “wat vind je dan precies van dat dikke meisje?”. Nee je gaat uitleggen waarom pesten vervelend is voor dat dikke meisje, en dat net zo goed jijzelf gepest kunt worden om je kleur haar of om je wipneus, en dat je dat pesten dus NIET MOET DOEN. Waarom houden we dan wel de microfoon, of een referendum, met vragen als: “wil je die vluchtelingen wel?” “wat vind je van al die buitenlanders in de wijk?” “vertrouw je de politiek?” “wat voor straf vind je dat die misdadiger moet krijgen?” “wat vind je van de inkomensverdeling?”. Een deel van de ondervraagden zal antwoorden met “verheffingsidealen”, en een deel, “lageropgeleiden” zeggen we dan, laat de onderbuik spreken. En dan zeggen we “democratie” is: dat we tellen wie de meeste stemmen heeft. ONZIN!
Een politiek die “lager opgeleide” plattelandsmannen ervan wil weerhouden om extreem rechts te stemmen, moet niet gericht zijn op het verbeteren van hun economische situatie, of op het bevestigen van hun culturele identiteit, maar op het in de herinnering houden, hoe je wij-zij-denken herkent en waar dat toe leidt, en waarom je die NATUURLIJKE impulsen dus NIET moet volgen.
ERASMUS!
Welke politieke leider neemt die handschoen nu eens op?
Beste Rob,
Alvast een korte reactie: voor de biologische verklaring ken ik weinig bewijs. Wil je daarmee verschillen tussen mensen verklaren dan zul je op individueel niveau verschillen moeten kunnen duiden en raker we verstrikt in hoe cultuur en natuur elkaar vormen. Dit verklaart bovendien niet de reden waarom mensen van mening veranderen. Als je verwijst naar de aard van de mensch, dan verklaart dit niet de verschillen tussen mensen.
Desalnittemin kan het empoweren van mensen om impulsen te herkennen geen kwaad. Zowel het aanpakken van socio-economische issue en dat aanpakken sluiten elkaar niet uit overigens. Waar wel mijn angst zit is dat dit weer een kwestie is van het probleem bij de ene groep leggen wat een wij-zij denken aan de kant van de hoger opgeleiden impliceert en lager opgeleiden in het strafbankje zet. En dat is volgens mij juist een deel van het probleem hier.
Gr.Niels
Ha Niels –
Over wat er in referendum 2005 gebeurde bestaat meer dan anekdotisch bewijs. Voor ’t geval je het nog niet kent, hier het onderzoek ‘Kom Maar Naar De Camping’ https://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&cad=rja&uact=8&ved=0ahUKEwjX9-T63MrNAhUHORoKHY44BwUQFgghMAA&url=https%3A%2F%2Fzoek.officielebekendmakingen.nl%2Fkst-29993-20-b1.pdf&usg=AFQjCNEQFbJ2jAmhcA8pEDW-2SLlWH1ZWA&sig2=igNFJX3bIMHKpzW_YErCxQ
Waaruit idd blijkt dat de keuze van de Voor-campagne uit 2005 om kiezers maar bang te gaan maken met hel & verdoemenis averechts werkte en juist undecideds ertoe aanzette Nee te stemmen. Zie ook m’n podcast met Hans Anker, de onderzoeker http://prikkeldraad.eu/2015/10/18/prikkeldraad-3-hans-anker-andre-krouwel-over-geenpeil/