Minister Plasterk zinspeelde vandaag op maatregelen tegen ‘zetelroof’*: het fenomeen dat Kamerleden tussentijds uit hun fractie stappen en een nieuwe vormen. Hij vindt dat niet eerlijk, want die Kamerleden hadden hun zetel vaak niet ‘zelf verdiend’. Naar aanleiding van een soortgelijk voorstel van CDA-fractievoorzitter Buma, bekeek ik eerder hoe andere landen met deze situaties omgaan:
“Regels tegen het verlaten van de fractie zijn in oude democratieën (…) vrij uitzonderlijk. (…) Op nationaal niveau zette Kenneth Janda de beschikbare cijfers uiteen in een working paper.
Van de meer gevorderde democratieën hebben alleen India, Israël, Portugal en Trinidad & Tobago (het vijfde land noemt Janda niet) wetten die ervoor zorgen dat parlementariërs hun zetel verliezen als ze hun fractie verlaten. In nieuwere en semi-democratieën zijn er veel meer voorbeelden te vinden, zoals Bulgarije, Roemenië, Mexico, Oekraïne, Nepal, Nigeria, en Tanzania.
Het zijn dus vooral zwakkere democratieën die regels tegen parlementaire overlopers instellen. In veel van deze landen zijn partijen zwak en worden parlementariërs verleid (of gewoon omgekocht) om zich bij een andere partij aan te sluiten, in ruil voor mooie posities of bepaalde voordeeltjes voor het eigen kiesdistrict. Om dit tegen te gaan worden dergelijke praktijken verboden. Janda citeert echter ook ander onderzoek dat concludeert dat het overlopen er juist aan heeft bijgedragen dat kleinere partijen opgingen in grotere en daarmee tot meer stabiliteit in het partijsysteem. Hij concludeert zelf dat als er in opkomende democratieën al regels tegen overlopen moeten worden ingesteld, dat deze dan van tijdelijke aard zouden moeten zijn. Maar in veel landen worden overloopverboden juist grondwettelijk verankerd.”
Naast de feitelijke constatering dat overloopverboden uitzonderlijk zijn in oudere democratieën, zijn er normatieve bezwaren. Elzinga zette deze al uiteen in zijn proefschrift (zie bespreking door Thissen hier). Kortweg zou een verbod op overlopen ervoor zorgen dat partijen Kamerleden de facto hun zetel kunnen ontnemen. Dit zou de balans tussen het individuele Kamerlid en zijn partij, die toch al in het voordeel van de partij uitvalt, nog verder richting partij doen verschuiven. Nu hebben Kamerleden nog een ‘nucleaire optie’: als ze het echt niet eens kunnen worden met hun partij, hebben ze ook nog de dreiging de fractie te verlaten. Daarbij moeten ze zich realiseren dat afsplitsingen bijna nooit succesvol zijn. Echt machtig zijn individuele Kamerleden dus niet, maar het geeft de partij in ieder geval enige motivatie om Kamerleden binnen boord te houden in plaats van simpelweg te vervangen door meer welgevallige individuen.
* Merk op dat de term zetelroof een mooi voorbeeld is van framing: alsof de zetel ‘van de partij is’.
nyeznayka zegt
Er wordt hier een vreemde conclusie getrokken:
Opkomende democratieen hebben wetten tegen zetelroof, DUS wetten voor zetelroof zijn alleen nodig voor opkomende democratieen.
Je zou ook een andere verklaring kunnen bedenken: oude democratieen zijn te log, zodat ze niet in staat izjn om wetten tegen zetelroof in te dienen. Nederland is hier ook een mooi voorbeeld van.
Vanuit het kiezersoogpunt heb ik helemaal geen bezwaar met kamerleden die weinig macht hebben. Ik heb op een partij gestemd, als een volksvertegenwoordiger tegen de lijn van de partij is, dan tieft hij maar lekker op.