Om een boodschap kracht bij te zetten gebruiken politici o.a. hun gezicht. Zij lachen bijvoorbeeld bij goed nieuws, of fronsen bij de matige argumenten van hun tegenstander. De hoop is dat deze emoties ‘besmettelijk’ zijn. Dat wil zeggen dat de luisteraar de emoties overneemt. Maar hoe werkt dit eigenlijk? Zijn alle emoties van politici besmettelijk? Of kunnen we ons alleen inleven in de emoties van de politici waarop we zouden stemmen? Dit onderzochten we in een recent lab experiment.
Emoties zijn besmettelijk
Volgens psychologische theorieën nemen mensen automatisch de emoties over van anderen. Wanneer we bijvoorbeeld iemand zien lachen, spannen we ook automatisch onze lachspieren aan. Dit zorgt ervoor dat wij ons ook blij voelen. Zo kunnen mensen ‘besmet’ worden door de emoties van anderen. Echter, blijkt uit later psychologisch onderzoek dat dit proces alleen werkt bij mensen waarmee we ons verbonden voelen. Wanneer een persoon waar we geen band mee hebben of waar we zelfs negatief over denken emoties uit, nemen we niet zomaar die emoties over. Gebaseerd op dit onderzoek verwachtten we dat mensen alleen de emoties van politici overnamen als we op deze politicus zouden stemmen (onze eigen partij) maar niet van een politicus waar we nóóit op zouden stemmen (de tegenpartij).
De politieke context is van belang
De resultaten van ons onderzoek bevestigen dit deels. We lieten proefpersonen plaatjes zien van (1) onbekende individuen, (2) de politicus van de eigen partij van de proefpersoon, en (3) politicus van de tegenpartij, met gemanipuleerde blije, boze of neutrale gezichtsexpressies. Tijdens het bekijken van deze afbeeldingen, registreerden we de activiteit van twee gezichtspieren door middel van electroden op het gezicht van de proefpersoon (zie afbeelding hieronder). We maten de corrugator supercilli (‘frons’) spier boven de wenkbrauw, die wordt aangespannen in reactie op negatieve emoties. En we registreerden de zygomaticus major (‘lach’) spier in de wang, die relateert aan positieve emoties. Daarnaast vroegen we de proefpersonen hoe ze zich voelden bij het zien van deze beelden.
We vonden inderdaad dat emoties besmettelijk zijn. Namelijk, proefpersonen namen automatisch dezelfde emoties over in hun gezicht bij het zien van emoties van onbekende individuen. Echter, wanneer proefpersonen de emoties bekeken van de politicus van de eigen partij, ontspanden ze de frons spier (corrugator) ongeacht de emotie die werd uitgedrukt. Bij het zien van de emoties van de tegenpartij, spanden de proefpersonen de frons spier juist sterk aan. Daarnaast vonden we een sterke activatie in de lach spier (zygomaticus) wanneer proefpersonen een boze politicus van de tegenpartij zagen.
De emoties van politici worden dus niet automatisch overgenomen. Onze politieke voorkeur kleurt onze emotionele reactie. De emoties van politici van onze eigen partij leiden tot positieve gevoelens, ongeacht of ze boos kijken of lachen. De emoties van de tegenpartij leiden juist tot negatieve gevoelens en wanneer ze boos kijken, dan lachen we ze uit. Emoties werken dus niet altijd en kunnen zelfs averechts werken.
Ronald Heijman zegt
Leuk onderzoek.
Dan zou onderzoek naar de emotionele banden van gezichtsbepalende politici met het electoraat langs de belangrijkste emotionele criteria, inzicht kunnen bieden in het electoraal potentieel van die politicus en zijn partij. Binnen hun kiezers, twijfelaars en hun niet-kiezers.
Ab de Vos zegt
Het begrip mimese is misschien beter dan het begrip besmetting. Aristoteles gebruikte dit begrip reeds in de Retorica waar hij aan het verschijnsel ook een rol in de opvoeding geeft. Hij noemt mensen de meest mimetische van alle dieren.
Het lijkt erop dat jullie onderzoek uitwijst dat er een minimale ideologische overeenstemming moet zijn in de overtuigingsrelatie. Retorisch betekent dat een bepaalde verhouding tussen logos en pathos waarbij logos op argumenten betrekking heeft. De derde poot van de retorica is ethos die tegenwoordig in de moderne retorica ook kan verwijzen naar een gedeeld waardesysteem, dus niet alleen naar bijvoorbeeld de integriteit van de spreker. Dus vermoedelijk worden beiden ook door het onderzoek geïmpliceerd.
Aristoteles beijverde zich om aan de logische component van overtuigingsrelaties een centrale rol te geven ten einde tot rationeel beleid te komen en de chaotische werking van de passies tegen te gaan. In de Poëtica, globaal de analyse van de publiek opgevoerde tragedie, gaat het juist niet om de logische argumentatie – tenzij als onderdeel van de dramatische dialoog – maar staat de catharsis centraal van emoties als angst en woede. Dit moeilijke begrip speelt m.i. vooral een rol in de publieke regulatie van emoties ter wille van het goede functioneren van de polis. De polis wordt door Aristoteles als een organisme opgevat, als Mens met een hoofdletter, dus eveneens gekarakteriseerd door logos, ethos en pathos. Enigszins vergelijkbaar met de opvatting van Plato in de Republiek maar veel minder ’totalitair’.
De Retorica biedt in zeer compacte vorm een multidisciplinaire analyse van het overtuigingsproces als de talige fundering van het functioneren van de polis.