Na elk politiek of juridisch schandaal is het vaste prik. In de Tweede Kamer en in de media wordt steevast geconcludeerd dat het schandaal het vertrouwen in de politiek schaadt. Tijdens het debat over het onderzoek van de commissie-Oosting naar de #Teevendeal van woensdagavond brachten Pechtold (D66), Wilders (PVV), Roemer (SP), Kuzu (groep Kuzu/Ozturk) en – wat minder direct – Van der Staaij (SGP) dit argument in stelling. En dit debat was geen uitzondering.
Maar zijn die schandalen nu werkelijk zo schadelijk voor het vertrouwen in de politiek?
Meestal korte dip, snel herstel
Het korte antwoord is: in principe niet. Schandalen kunnen op de korte termijn wel degelijk leiden tot een dip in het vertrouwen van burgers in de politiek. Maar over het algemeen herstelt dat vertrouwen zich binnen enkele weken of maanden van die dip. Dat gebeurde bijvoorbeeld ook na de grote ophef rond de Schiedammer Parkmoord in september 2005. Na een dip in september was het vertrouwen in de rechtsstaat in december alweer teruggekeerd op het niveau dat het in juni had. Evenzo kon nagenoeg elk kabinet sinds 2002 bij aanvang rekenen op hetzelfde niveau van vertrouwen, zo blijkt uit cijfers van TNS Nipo.
Wanneer corruptie endemisch wordt
Schandalen hebben pas een langdurig schadelijk effect wanneer ze endemisch worden, de kern van de politiek raken, omvattender zijn dan een enkele politicus of partij, en wanneer ze zowel de regering als de oppositie besmetten (zo suggereren verschillende onderzoeken, onder andere hier).
Internationaal zijn er verschillende voorbeelden van endemische schandalen. De VS herstelden zich nooit van de vertrouwenscrisis na verschillende politieke moorden, de Vietnam-oorlog, en het Watergate-schandaal. In België verdween het vertrouwen in de politiek in de tweede helft van de jaren 90 nagenoeg volledig als gevolg van een reeks schandalen (zoals het Agustaschandaal en de Dutroux-affaire). In Hongarije daalde het vertrouwen jarenlang nadat in 2006 audio-opnames van de premier uitlekten waarin hij breed uiteenzette: “Geen land heeft het zo verpest als wij. (…) We hebben in de afgelopen 18 tot 24 maanden overduidelijk gelogen. Het was volkomen helder dat wat wij zeiden niet klopte”. In het Verenigd Koninkrijk bleef het vertrouwen in het parlement lange tijd op een laag niveau nadat in 2008/2009 het bonnetjesschandaal aan het licht kwam.
In Nederland zijn we wellicht zo verwend, dat Het Lek (vorige maand volgens een glunderende Frits Wester ‘het schandaal van de eeuw’, inmiddels weer stil) en de Teevendeal groter lijken dan ze misschien zijn. Anders dan het Britse parlement bleken foute declaraties van Nederlandse parlementariërs vooral klein bier.
Schandalen, foute declaraties, lekken, en doofpotten zijn niet goed te praten. Ze zijn slecht voor de democratie en de rechtstaat. Ze schaden het aanzien van de politiek. Maar de incidenten in Nederland zijn niet het type schandaal gebleken dat op langere termijn werkelijk ondermijnend heeft gewerkt voor het vertrouwen.
Kiezers slaan aan op andere gebeurtenissen
Dat betekent overigens niet dat Nederlandse kiezers niet reageren op feitelijke ontwikkelingen. Het (relatief hoge) basisniveau van vertrouwen in de politiek weerspiegelt de lage corruptie en het proportionele kiesstelsel. De fluctuaties rond dat basisniveau worden primair ingegeven door economische prestaties, verkiezingen (die een korte boost geven aan het vertrouwen) en incidenten. Die incidenten zijn in Nederland niet zozeer de schandalen, maar vooral externe gebeurtenissen (een korte stijging na 9/11), een responsief imago (de 100-dagentour van Balkenende IV), en daadkrachtig opereren (de overname van ABN Amro).
Komt te voet en gaat te paard?
Kuzu kwam in het debat van woensdagavond met een ander cliché dat in we in dit soort debatten vaak horen: Het vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Het is een interessant gezegde. Maar of het klopt, is maar de vraag. Wellicht zijn de schandalen niet groot genoeg geweest om het in Nederland echt te testen. Maar de ontwikkelingen tijdens Balkenende II, III en IV suggereren dat vertrouwen in de politiek zich razendsnel kan herstellen. Het impopulaire kabinet Balkenende II/III zag een forse toename van het vertrouwen toen de economie aantrok. De 100-dagentour en de overname van ABN Amro leidden tot enorme pieken (om tussentijds ver weg te zakken).
Misschien meten die cijfers iets anders dan wat de parlementariërs werkelijk verstaan onder vertrouwen in de politiek. Meer een imago dan een diepgewortelde houding. Maar zelfs de algemene tevredenheid met het functioneren van de democratie is op de (middel)lange termijn niet gevoelig gebleken voor de Nederlandse schandalen.
tjark reininga zegt
eigenlijk is de discussie over ‘HET VERTROUWEN IN DE POLITIEK’een merkwaardig fenomeen.
want waarom zou ik politici vertrouwen van wie ik weet, dat ze mijn idealen niet delen, maar die met alle middelen willen bestrijden? waarom mag ik van kiezers die een andere keuze maken dan ik verwachten, dat zij accepteren dat politici die mijn keuze delen doordat zij een kleine meerderheid vormen onze idealen verwezenlijken (en dus die van hen bestrijden)? retorische vragen wellicht, maar wezenlijk voor het principe van het democratisch bestuur. en dat wordt vaak vergeten.
want veel politici vinden het lastig uit te leggen, dat in ons land van minderheden overheidstaken door compromissen worden gedefinieerd en mede daardoor vaak de idealen van allen lijken te negeren. en journalisten lijken daarmee nog meer moeite te hebben, al dan niet geholpen door politici die het belang onderkennen van een in hun straatje passende uitleg in de media.
het ene dilemma is, dat de democratisch bestuurde overheid zaken moet doen (SIC!) met partners die vanuit heel andere principes geleid worden. en ondanks democratische wisselingen in het bestuur voor hen betrouwbaar moet blijven. het andere is, dat wij kiezers ons moeten blijven realiseren, dat de politici waarin wij vertrouwen hebben hun zegen brengende taak alleen kunnen doen samen met anderen, in wie anderen vertrouwen. en het is vaak lastig, zeker in onze plurale samenleving, alle geluiden voldoende te horen. en te honoreren.
Jantine Oldersma zegt
De vraag is inderdaad of deze vraag niet zo algemeen is dat hij weinig zegt. We weten dat de antwoorden schommelen en ongeveer hoe, maar verder blijft duister wat precies bedoeld wordt. Ik zou het zelf ook moeilijk vinden hier een goed antwoord op te geven: ik heb geen vertrouwen in ‘de’ politiek, maar veel vertrouwen in sommige politici. Andere beschouw ik juist als gevaarlijke warhoofden of gewoon als gevaarlijk.
Verder denk ik toch dat zowel het onderwijs als de pers debet zijn aan de kloof tussen hoger en lager opgeleiden: politicologen hebben verzuimd zich een plaats te veroveren in het lager en middelbaar onderwijs en veel journalisten vinden het al helemaal moeilijk om te gaan met pluralisme. Ze blijven iedere vorm van compromise hardnekkig afschilderen als ‘verraad’ of ‘een nederlaag’.
Joes de Natris zegt
Interessante post. Ik vroeg mij af, is er nog een verschil tussen opleidingsniveaus, en politieke voorkeuren qua politiek vertrouwen?
Tom van der Meer zegt
Zeker!
In Nederland hebben hogeropgeleiden meer vertrouwen dan lageropgeleiden, maar dat is in zeer corrupte landen juist andersom. Zie http://stukroodvlees.nl/vertrouwen/kritische-burgers-wanneer-hebben-hoger-opgeleiden-juist-meer-wantrouwen-in-de-politiek/
Qua politieke voorkeuren: aanhangers van extremere partijen hebben in beginsel minder vertrouwen in de politiek dan aanhangers van middenpartijen. Maar dat hangt ook deels af van de samenstelling van de regering: wanneer jouw partij in de regering zit, stijgt het vertrouwen, en vice versa. Zie http://stukroodvlees.nl/vertrouwen/nederlandse-kiezer-is-goede-verliezer/