De Europese economie lijkt er niet bijzonder goed voor te staan. De economische groei stagneert, er is hoge inflatie en zelfs de Europese Centrale Bank lijkt onzeker over de toekomst. Dit wordt door gewone Europeanen gevoeld. Mensen maken zich zorgen over hoe ze moeten rondkomen met de hoge energieprijzen en inflatie. Ook zijn er zorgen dat vooral mensen die het al niet breed hebben dit zullen gaan voelen. De bestaande ongelijkheid zal hierdoor verder worden blootgelegd.
Deze omstandigheden lijken ideaal voor radicaal-linkse partijen, zoals de socialistische en communistische partijen in Europa vaak worden genoemd. Zij zetten zich namelijk in voor meer (economische) gelijkheid in de samenleving en willen de economie radicaal omvormen om dat doel te bereiken. Een aantal van deze partijen maakte zijn opmars tijdens de economische crisis van 2008-2009. Voorbeelden daarvan zijn SYRIZA (Griekenland) en Podemos (Spanje). Daarnaast werd er in deze tijd van economische crisis ook meer gestemd op radicaal-linkse partijen in Duitsland (Die Linke), Portugal (Bloco de Esquerda) en Denemarken (Enhedslisten).
Dit is in lijn met eerder onderzoek in Europa en de verwachtingen dat mensen meer geneigd zijn om radicaal links te stemmen wanneer de economische omstandigheden slechter zijn of wanneer mensen minder tevreden zijn over de economie. Door de energiecrisis en de inflatie lijken radicaal-linkse partijen dus een nieuwe groep kiezers aan te kunnen spreken. Recent onderzoek gebaseerd op de European Social Survey laat echter zien dat mogelijk niet alle mensen uit deze groep potentiële nieuwe kiezers ook echt op een radicaal-linkse partij zal stemmen.
Minder tevreden, meer radicaal-links
In het onderzoek dat we afgelopen jaar publiceerden in European Societies hebben we het stemmen op een radicaal-linkse (socialistisch en communistische) partij in 19 Europese landen bestudeerd in de periode tussen 2002 en 2018. Radicaal-linkse partijen werden in het onderzoek gezien als de partijen die zichzelf aan de uiterst linkerkant (voorbij sociaaldemocratische en groene partijen) van het politieke spectrum plaatsen, economische ongelijkheid als het grootste probleem in de maatschappij zien, en dat willen oplossen door een sterke herverdeling van inkomens. Ze profileren zich vaak als partijen die opkomen voor de belangen van de arbeidersklasse en mensen die moeilijk rondkomen en daarom hun stem vertegenwoordigen. Een Nederlands voorbeeld van een dergelijke partij is de SP.
In de periode van het onderzoek waren er aanzienlijke verschillen in economische omstandigheden tussen landen en over de tijd. Daardoor konden we goed uitzoeken waarover kiezers die op een radicaal-linkse partij stemmen vooral ontevreden waren en onder welke macro-economische omstandigheden zij op deze partijen stemden. We onderzochten de rol van sociale klasse en drie vormen van individuele ontevredenheid, namelijk ontevredenheid met de economie, met de politiek en met de mate van inkomensongelijkheid. Daarnaast bestudeerden we de rol van drie indicatoren voor macro-economische omstandigheden die van invloed zouden kunnen zijn op radicaal-links stemmen. Dit waren algehele welvaart (gemeten door BBP per hoofd van de bevolking), het werkloosheidspercentage en inkomensongelijkheid (gemeten met de GINI coëfficiënt).
Zoals we op het eerste gezicht zouden verwachten, hebben mensen een grotere kans om op een radicaal-linkse partij te stemmen als ze zich tot de arbeidersklasse rekenen en naarmate ze minder tevreden zijn over de economie, over het functioneren van de democratie en over inkomensongelijkheid. De verschillen tussen Europese landen in de mate waarin er op radicaal-links wordt gestemd zijn fors. Dit hangt deels samen met de verschillen in inkomensongelijkheid: mensen die in een land wonen met meer inkomensongelijkheid stemmen vaker op een radicaal-linkse partij. In een land waar de werkloosheid stijgt, stemt men ook vaker radicaal-links.
Niet iedereen naar radicaal-links
Deze resultaten over verschillen tussen landen zijn in overeenstemming met gangbare verwachtingen over radicaal-links stemmers. Als we ons slechts op deze resultaten baseren, ligt de verwachting dat radicaal-linkse partijen zullen profiteren van de verslechterende economische omstandigheden voor de hand. Echter, wanneer we verder inzoomen, blijkt dat het beeld genuanceerder is. De arbeidersklasse stemt weliswaar vaker op radicaal-linkse partijen, maar het verschil is niet groter in economisch minder gunstige omstandigheden. Ook onderzochten we in hoeverre ontevredenheid mensen in een sterkere of minder sterke mate naar radicaal-linkse partijen trekt wanneer de macro-economische omstandigheden verslechteren. Hieruit blijkt dat ontevreden mensen niet zomaar op radicaal-linkse partijen stemmen wanneer de economische omstandigheden minder goed zijn.
Juist in landen met een relatief lage welvaart heeft ontevredenheid met de economie en met inkomensongelijkheid minder invloed op het radicaal-links stemmen. In landen als Portugal, Tsjechië en Griekenland, die een relatief lage welvaart kennen, is het verband tussen ontevredenheid over de economie en inkomensongelijkheid en radicaal-links stemmen dus minder sterk dan in landen met een relatief hoge welvaart, zoals Nederland, Denemarken en Zweden. Dit wordt voor ontevredenheid met inkomensongelijkheid geïllustreerd in Figuur 1. Hierin is te zien dat invloed van ontevredenheid met inkomensongelijkheid kleiner is in landen met een lage welvaart dan in landen met een hoge welvaart. Dit patroon zien we ook wanneer we geen landen vergelijken, maar naar de trend binnen een land kijken. Wanneer de welvaart binnen een land afneemt, is het verband opnieuw zwakker. Nederland kent een hoge welvaart, maar deze nam tussen 2008 en 2009 wel af. De bevindingen van onze studie suggereren dat mensen die toen ontevreden waren over de economie en inkomensongelijkheid minder geneigd waren om op een radicaal-linkse partij te stemmen dan tussen 2013 en 2015, toen de algehele welvaart steeg. Hetzelfde patroon is zichtbaar wanneer we landen vergelijken op basis van de inkomensongelijkheid. In landen met een hoge inkomensongelijkheid, zoals Italië en Griekenland, is het verband tussen ontevredenheid en radicaal-links stemmen zwakker dan een landen met een lage inkomensongelijkheid, zoals Noorwegen en België.
Figuur 1 – Invloed van ontevredenheid met inkomensongelijkheid op radicaal-links stemmen, afhankelijk van de welvaart in een land
Deze resultaten impliceren niet per se dat radicaal-linkse partijen minder kiezers trokken in landen met een lage welvaart of hoge inkomensongelijkheid. In Griekenland stemde in 2012 alsnog 26,9% van de kiezers op SYRIZA, de radicaal-linkse partij daar. Het betekent echter wel dat de verschillen tussen kiezers die ontevreden en tevreden waren over de economie en inkomensongelijkheid kleiner zijn in zo’n land.
In eerste instantie lijken deze bevindingen wellicht vreemd. In de landen die het economisch gezien niet goed doen, zou men verwachten dat de economische onderwerpen juist een grotere rol zouden spelen in de verkiezingen en dat ontevredenheid hierover de aantrekkingskracht van radicaal-linkse partijen zou vergroten. Er zijn echter twee plausibele verklaringen voor deze bevinding. Ten eerste kunnen politieke partijen de thema’s waar ze op inspelen aanpassen aan de economische situatie. Andere partijen kunnen bijvoorbeeld ook aandacht besteden aan economische ongelijkheid of lage inkomens ten tijde van een recessie. Ze kunnen zelfs ideeën of wetsvoorstellen overnemen van radicaal-linkse partijen. Daardoor kunnen kiezers die ontevreden zijn over de economie of inkomensongelijkheid bij meer partijen terecht dan alleen radicaal-linkse partijen en stemmen ze dus minder snel radicaal-links wanneer ze ontevreden zijn.
Ten tweede suggereert eerder onderzoek dat radicaal-linkse partijen vooral kiezers trekken onder groepen die zich achtergesteld voelen. Dit zou vooral optreden wanneer het economisch goed gaat en iedereen, op een kleine groep na, profiteert. Omgekeerd zou het gevoel van achterstelling kunnen verdwijnen wanneer het economisch slechter gaat. Op dit moment worden zaken als de energiecrisis en de problemen op de woningmarkt bijvoorbeeld vaak gepresenteerd als problemen die iedereen ervaart. Daardoor hebben mensen die ontevreden zijn over de inkomensongelijkheid en de economie wellicht minder sterk het idee dat zij achterblijven; iedereen heeft er immers mee te maken. Vervolgens acht deze ontevreden groep radicale veranderingen in het economisch systeem wellicht niet meer noodzakelijk, waardoor radicaal-linkse partijen hun aantrekkingskracht verliezen.
De bevinding dat het verband tussen economische ontevredenheid en radicaal-links stemmen zwakker is wanneer het slecht gaat met de economie, wordt echter niet voor alle indicatoren gedaan. Wanneer we kijken naar hoe de inkomensongelijkheid binnen een land verandert, vinden we het tegenovergestelde. In Noorwegen is de inkomensongelijkheid bijvoorbeeld over het algemeen laag. Deze steeg echter tussen 2011 en 2016. In een dergelijk geval suggereren onze resultaten dat het verband tussen ontevredenheid over de economie en inkomensongelijkheid en steun voor radicaal-linkse partijen ook sterker wordt. Dit betekent dat de aantrekkingskracht van radicaal-linkse partijen onder ontevreden kiezers groter is.
De toekomst van radicaal-links
Wat betekenen deze bevindingen voor het politieke landschap in Europa de komende tijd? Het antwoord op deze vraag hangt natuurlijk af van het verdere verloop van de energiecrisis en de inflatie en hoe ontevreden mensen zijn over de economie, democratie en inkomensongelijkheid. Echter, de resultaten van ons onderzoek suggereren dat wanneer de werkloosheid stijgt en mensen meer ontevreden raken, radicaal-linkse partijen meer kiezers weten te trekken. Een belangrijke bevinding is echter ook dat waarschijnlijk niet alle ontevreden mensen zich tot een radicaal-linkse partij richten wanneer de economie slecht draait. Door verschuivende partijposities, bijvoorbeeld van radicaal-rechtse partijen, en een gebrek aan het gevoel van achterstelling oriënteren mensen die ontevreden zijn over de economie en inkomensongelijkheid zich breder en stemmen ze niet alleen op radicaal-linkse partijen.
In Nederland lijkt het erop dat de economie afgelopen jaar licht is gekrompen en dat mensen zich zorgen maken over hun financiële positie. Dit zou kunnen leiden tot meer steun voor de SP. Echter, we zien ook dat vrijwel iedere politieke partij de noodzaak ziet van het ondersteunen van lagere inkomens en dat de huidige crises worden gepresenteerd als een probleem waar iedereen last van heeft. Dus wellicht blijft de aantrekkingskracht van de SP voor deze nieuwe groep ontevreden mensen beperkt.
Photo by Towfiqu barbhuiya on Unsplash
Ronald Heijman zegt
Duiding van politieke ontwikkelingen en verwachtingen in links en rechts zijn m.i. niet meer goed mogelijk.
Progressief, positief, vooruitgangsgericht, optimistisch, maatschappijgericht, sociaal, constructief, versus conservatief, nationalistisch, negatief, eigen belang en behoudend en angst en destructief gericht anderzijds, zou m.i. een betere indeling zijn voor duiding.
Hoe komt het dat grote groepen kiezers met lage opleiding en -inkomen rechts radicaal stemt? Dat de Brexit is gerealiseerd doordat een conservatieve politieke beweging groot kon worden door aansluiting te vinden bij lagere sociale klassen met lage opleiding, slechte informatiepositie, dito feitenkennis en lage inkomens?
En tegen hun belang stemmen, ook in Nederland?
Omdat de emotie rond ontevredenheid en angst door sluwe politici met valse beloftes en eigen belang wordt gekanaliseerd naar rechts conservatieve partijen, die inspelen op die angst, zonder vooruitgangsdenken als leidraad van politiek denken. Omdat deze beweging zo groot is geworden ten koste van vooral de progressieve partijen, stagneert de politieke vooruitgang waarin de maatschappij als geheel centraal staat. Inclusief overkoepelende randvoorwaarden als klimaat, milieu, natuur, nivellering van discriminerende verschillen, geen armoede etc.
Het electoraat is in verwarring door de vele onwaarheden van politieke partijen, de wanprestaties van traditionele partijen die vroeger zekerheid boden, het gebrek aan vertrouwen daardoor in de politiek en de vlucht in de levensstijl van het kortzichtig eigenbelang.
Waarom komen er onvoldoende alternatieve duurzame werkwijzen uit de agrarische sektor, grote delen van de ( fossiele) industrie, waarom geen uitbanning van armoede, de rem om de zorg, asielopvang, controle en toezicht, waarom 75 jaar woningnood, waarom slechts onlangs begonnen met oplossingen van klimaatproblematiek en stikstof etc?
Omdat de kiezers structureel op de verkeerde partijen stemmen, tegen hun korte-, middellange- en vooral lange termijn belang.
Omdat de alternatieve waarheden beter passen bij hun geestesgesteldheid, omdat ze de weg kwijt zijn.
Daarin passen rechts en links niet meer om dit te duiden, maar wel constructief versus destructief.